donderdag 06 februari 2025
054.
Soms denk ik
Soms denk ik dat de dingen kunnen denken
Dan denk ik dat mijn weegschaal denkt: je eet weer chocola
En dat mijn koelkast denkt: hé, spaar je soms verlepte sla?
Dan denk ik dat mijn instagram denkt: is-ie daar alweer?
En dat mijn telefoon denkt: bel je zus nou eens een keer
En dat mijn auto liever bij bemande pomps wil tanken [*]
Soms denk ik dat de dingen kunnen denken
Soms denk ik dat de dingen kunnen denken
Dan denk ik dat mijn pinpas denkt: welja, koop nóg een boek
Of dat de stofdoek denkt: oh, komt je moeder op bezoek?
Dan denk ik dat de thermometer denkt: alweer geen Tocht
En dat Carré denkt: Herman, vroeger was je uitverkocht
En dat mijn aangifte denkt: Jan, je zou meer moeten schenken
Soms denk ik dat de dingen kunnen denken
Soms denk ik dat de dingen kunnen denken
Dan denk ik dat de gaskraan denkt: ik ben geschiedenis
Dat het bed van Pieter Omtzigt denkt: o jee, het is weer mis
Dat een Surinaamse cel denkt: zeg, ik dacht dat Desi kwam?
En dat de kampioensschaal denkt: alwéér geen Amsterdam
En dat de huizen van Hezbollah denken: stop met krenken
Soms denk ik dat de dingen kunnen denken
Soms weet ik dat de dingen kunnen denken
Ik wist het toen ik Donald Trump vlak na de aanslag zag
En hoorde hoe er soms gereageerd werd op die dag
Van ‘had het nou niet raak…?’ en ook ‘Ik snap dat je het doet’
Maar sta eens stil bij hoe de wereld daarvoor had gebloed
Dan weet je dat die kogel zelf bedacht heeft om te zwenken
Want komt het op de mens aan met het denken
Komt het, denk ik, niet meer goed
2024
[*]
Een allusie op het Pomp-lied waarmee hij de voorstelling opent. Openingscouplet:
Als de mensen aan mij vragen naar de bron van wereldleed
Is mijn antwoord niet verloren, zelfs niet plomp
Omdat ik het antwoord op die vraag tot in de puntjes weet:
’t is begonnen bij de onbemande pomp
Heel behendig zoomt Jan Beuving in Soms denk ik uit: van de zaken waarop hij zelf invloed heeft – zoals zijn eetgewoonten en uitgavenpatroon – naar die van algemener aard: de dalende populariteit van Herman van Veen en de stijgende overbelasting van een kwetsbare politicus. Met Omtzigt zijn we al in de derde strofe aangeland en bij internationale kwesties: Suriname, Hezbollah… Om vervolgens te eindigen met de aanslag op Donald Tromp, die niet mislukte omdat de schutter faalde, maar omdat de kogel menselijk gedrag vertoonde en zich bedacht. Conclusie: als het moet komen van ons mensen – verenigd in militante bewegingen dan wel politieke partijen of opererend als lone wolf met dadendrang dan wel cabaretier met vrijetijdsgedrag – komt het niet meer goed met de wereld; het geluk zal op onze hand moeten willen zijn.