zaterdag 11 januari 2025
014.
Dichter
Met dit gedicht
ben ik dichter
bij mijn dood
dan ooit
prostaatgepruttel
van een babyboomer
die kerngezond
de kist in wil
langs de roetsjbaan
van mijn wezen
glij ik langzaam
naar beneden
tot gedachtenpulp
als ik dood ben
ben ik
op mijn best.
2024
Fabrieksinstellingen is de vierde bundel van Kees van Domselaar, die nog niet eerder in deze rubriek aan bod kwam. Zijn eerdere werk: Postfris (2005), Een vrouw op het zuiden (2009) en De stille fanfare (2019).
Het motto van de nieuwe bundel is van J.C. Bloem: Ten einde is dit wellicht nog ’t meest: | te kunnen zeggen: het is even | tussen twee stilten luid geweest. Op de kaft de afbeelding van een geluidsfrequentie, die begint en eindigt met nul. Daartussenin is het te doen. Het is even tussen twee stiltes luid geweest.
En luid is het. Luider dan prostaatgepruttel van een babyboomer. Godzijdank. En die Fabrieksinstellingen? Denk aan de gebruiksaanwijzing dat je een haperend apparaat terugzet in zijn fabrieksinstelling. Oftewel: terug op nul, waarna je opnieuw gaat instellen. Van Domselaar, in een interview: Het technische woord kreeg bij mij een romantische inhoud. Kun je je leven ook opnieuw beginnen? Op nul zetten? In ieder geval in gedachten, in mijn poëzie.
In datzelfde interview geen woord over zijn ernstig ziek-zijn, terwijl dat aan de hand is. De bundel is van de sterfelijkheid doordrenkt. Al in de eerste strofe van het openingsgedicht schrijft hij: De meest recente versie van zijn ik | staat te kijken voor het open raam | hij is van top tot teen door tijd besmet | en ziekt de voortgang van zijn dagen uit. En hij sluit het gedicht af met de strofe: verlaat mij niet, zei hij, staande | voor zijn spiegel en keek zijn profiel | voor altijd aan, terug, zei hij, zie hier dan | de fabrieksinstellingen van mijn bestaan.
015.
Zure zult
Opeens leek de toekomst een boze droom
zochten we beschutting onder het broze dak
van onze gedachten, verscholen we ons
in folders vol heimwee
naarmate we een aangenamere plek
probeerden te verwerven onder de sterren
kwamen we ieder ogenblik
een ogenblik tekort
eensgezind in ons falen woonden we mooi
in veel te dure huizen, troostten we ons
met de jenever der genade
en de zure zult van het lot
terwijl paniek
over kinderen en kindskinderen
als bliksem
in onze schouders sloeg.
Gaandeweg de bundel kleurt alles donker en ik zou hier bijna alle gedichten kunnen citeren om dat te illustreren. Maar zonder pathetiek, veeleer berustend en zonder ontkenning of verwijt – soms eerder verbaasd. Het is zoals het is en juist dat maakt het lezen van deze bundel zo droevig.
016.
Diagnose
Nooit is er zekerheid
wat er precies gebeurt
zelden sterft een mens
tijdens zijn diagnose
dit ben ik god zij dank
nog even, een lichaam
dat zich staande houdt
want zo gebeurt het
dat de geur van je lijf
de smaak in je mond
even vreemd wordt
als je oogopslag
de dichter gooit
zijn laatste dobbelsteen
de tulpen in de vaas
de weemoed in de glazen.