vrijdag 10 januari 2025
013.
Burengerucht
het was lente, maar geen lente die louter leven bracht
hij lag op zijn sterfbed toen we
(karin, onze twee dochters en ik)
hem op maandagavond bezochten
de hulp deed open: er was dag en nacht iemand bij hem
alleen zo kon hij thuis sterven
hij begon zachtjes te huilen toen we de kamer binnenstapten
en tilde zijn handen boven het dekbed uit
‘ik kan niets meer beetpakken,’ zei hij
tussen de tranen door, ‘of vasthouden’
een rubberbal zat in de palm van zijn handen geklemd
om te voorkomen dat de nagels
in zijn handpalmen groeiden
‘ik kan jullie geen hand geven’
we zeiden dat het niet gaf, dat het niet erg was
omdat ik met mijn ouders had gebroken
hadden saskia en merel maar één opa en oma gehad:
de ouders van karin
onze buren hadden die rol spelenderwijs overgenomen
zo hadden onze dochters toch twee opa's en oma's
dat pakte niemand hun meer af
‘ik heb zo’n spijt’, begon hij
opnieuw huilde hij – het bleef onduidelijk
waar hij spijt van had, al had ik een vermoeden:
jaren eerder, na de dood van zijn vrouw
had hij me een geheim toevertrouwd, een van zijn geheimen
we wachtten rustig tot hij zich had hervonden
de tuindeuren stonden op een kier
je kon de vogels horen; ze trippelden over het grasperk
‘kijk,’ zei karin, ‘een roodborstje’
wetend dat het zijn lievelingsvogel was
de boomtakken maakten een gemankeerde indruk
geen idee wat er in hun jeugd was misgelopen
maar dat er iets was misgegaan leed geen twijfel
‘het zal niet lang duren’, zei hij ten slotte
een bewering die zich lastig weerleggen liet
‘ik heb niet lang meer,’ herhaalde hij
‘zien jullie die gestalte op de rand van het bed
met zijn ene been over het andere gevouwen?’
daarna zei hij, uitgeput, niet veel meer
het slotakkoord hing in de lucht
de zon kwam buurten
maar hield het al vlug voor gezien
en het blauw lekte weg uit het hemeldak
saskia en merel waren ongebruikelijk lang stil
in het besef: deze opa hebben we nog maar heel even
toen we afscheid namen verliet ik als laatste de kamer
bij de drempel draaide ik me om
terwijl ik naar hem zwaaide keken we elkaar aan
hij wilde iets zeggen, maar dat lukte niet
de hulp was in de keuken
ik zwaaide nog toen ik de kamer al uit was
en me in de gang bevond, op weg naar de voordeur
die bereidwillig openstond
het gezin was buiten; de deur dicht zichzelf dicht
mijn zwaaiende hand liet ik in zijn slaapkamer achter
daar kwam die hand het beste tot zijn recht
2024