Gedicht gedacht

 Poëzie is alledaags in de zin dat het voor iedere dag is (Carol Ann Duffy)

Een sinds 2016 veelal dagelijkse rubriek met gedichten en gedachten daarover.
Dit vanuit het levensmotto: ik ben onderweg om mooie dingen aan te raken.

------

Voor wie een handvat zoekt:
Met de pijl rechts van het kopje ARCHIEF (zie onder het gedicht) ga je terug naar het vorige jaar;
met de pijl links ga je vooruit naar het volgende.
Maar veel handiger zijn deze links: daarmee ga je direct naar de inhoudsopgaven van:
2025-1 (A t/m K) en 2025-2 (L t/m Z)
2024-1 (A-F), 2024-2 (G-K), 2024-3 (L-R) en 2024-4 (S-Z)
2023-1 (A t/m K) en 2023-2 (L t/m Z) 
2022-1 (A t/m K) en 2022-2 (L t/m Z)
2021-1 (A t/m K) en 2021-2 (L t/m Z)
2020-1 (A t/m K) en 2020-2 (L t/m Z)
2019, 20182017 en 2016.

Week 1 - 25_12. Bart Chabot [1/2]

donderdag 09 januari 2025

012.
Krantenwijk

toen mijn grote broer, chris, stopte
omdat hij er geen zin meer in had en hij een zakcentje
ergens anders makkelijker kon verdienen
nam ik zijn krantenwijk van hem over

mij beviel het goed, de krant bezorgen
sowieso was ik liever op straat dan thuis
want bij ons thuis was het zo’n lolletje niet
ik sloopt voor dag en dauw de deur uit, pakte de fiets
uit de schuur, haalde mijn pakken kranten op
en ging de deuren langs, weer of geen weer
om het landelijk ochtendblad in de bus te doen
soms ging een voordeur open en nam iemand de krant aan
en soms kreeg ik zelfs iets lekkers mee ‘voor onderweg’
of ‘omdat het zulk slecht weer is’

meestal waren het dezelfde voordeuren, de vaste klantjes
zoals mevrouw van landsbergen, op 114 in de dadelstraat
een statig huis met een diepe voortuin, waar ze alleen woonde
chris kende haar ook, dorothy, een oude dame
die graag een praatje maakte
ze gaf bijna altijd iets mee, een appel of een mandarijn
af en toe zelfs snoep en zomers een ijsje
want ‘een beetje zondigen mag’ zei ze dan
als ik een goed rapport had kreeg ik wat kleingeld ‘voor je spaarpot’
ik heb helemaal geen spaarpot, maar dat zei ik natuurlijk niet
aan het begin van de tweede winter kwam ze naar buiten
met een dikke das die ze voor me had gebreid
ze had zulke lieve ogen; had mijn moeder maar zulke ogen

hoogtepunt waren de dagen voor oudjaar
dan ging je de deuren af en belde je overal aan
met een kaartje van de krant op zak, ‘gelukkig nieuwjaar’
in de hoop dat er werd opengedaan en je een flinke fooi kreeg
mijn broer wilde nooit mee, maar met oud en nieuw opeens wél
dan zei ik: ‘sorry chris, laat maar zitten
nu hoeft het van mij niet meer’
meestal liet hij me dan met rust

het jaar was om, het liep tegen oud en nieuw
ik ging de deuren langs, de opbrengst viel niet tegen
en ik kwam bij de deur van dorothy
ik dacht nog: die staat vast op de uitkijk, blij me te zien
het jaar ervoor gaf ze een reuzenfooi
eigenlijk kon ik het niet aannemen en daarom nam ik het snel aan
maar toen ik dit keer aanbelde deed ze mooi niet open
en hoe ik ook belde of klopte en haar naam
door de open klep van de brievenbus riep
de deur bleef potdicht

ach, dacht ik, ik loop er straks na school nog even langs
zeker weten dat ze dan opendoet
maar toen ik ’s middags aanbelde gebeurde er niks
ik hoorde de bel overgaan, dus aan de bel lag het niet
op het raam kloppen leverde ook niets op
ten slotte liep ik het tuinpad af, deed het hek dicht
fietste naar huis en zei tegen mijn ouders dat er iets niet klopte
en dat we er iets aan moesten doen

mijn vader wuifde het weg; hij zei dat ik me aanstelde
en dat de buren wel zouden bellen als er echt wat aan de hand was
nee, dat liep allemaal niet zo’n vaart
maar mijn moeder nam het minder luchtig op
die liep met me mee, belde meerdere keren aan
geen gehoor, belde bij de buren aan, die van niks wisten
en haar al dagen niet meer hadden gezien
na wat heen-en-weergepraat belden die de politie

ook toen de politie kwam, aanbelde en aanklopte
werd er niet opengedaan en na enig overleg
forceerden ze de deur, wat vrij gemakkelijk ging
het was een grote houten deur, maar zo stevig was-ie niet
de lucht die uit de gang kwam was onaangenaam

het vroor en ik had de door haar gebreide warme das om
toch vlogen er veel vliegen rond
mevrouw van lansbergen kreeg ik niet te zien
de voordeur werd afgesloten met politielint
toen we thuiskwamen zei mijn vader niet veel
chris ook niet trouwens, die hield verstandig genoeg zijn mond
aan het einde van de week werd ze gecremeerd

vier dagen later, ik was allang onder zeil
schrok ik wakker
mevrouw van lansbergen stond in de kamer, in levenden lijve
ter hoogte van het voeteneind
toen ze zag dat ik wakker was, glimlachte ze
en kwam met open armen op me af

2024


De poëzie van Bart Chabot kwam voor het laatst in deze rubriek aan de orde naar aanleiding van Ooievaarsblues, de bundel die verscheen ter gelegenheid van Boekenweek 2024. Maar liefst vijf dagen achtereen citeerde ik zijn gedichten: lees hier en hier en hier en hier en hier
Eerder was ik niet enthousiast over Chabots dichtkunst. Zo schreef ik over de bundel daarvóór, Hosanna-dagen (2018), dat hij schrijft zoals hij declameert en dat is het tegenovergestelde van poëtisch. Te langdradig, te herhalend, te springerig, te voorspelbaar, te veel van de hak op de tak, te sentimenteel… lees hier.
Maar met
Ooievaarsblues, welke bundel overigens slechts een paar nieuwe gedichten bevat, en Blue Whisky, de nieuwste bundel, bewijst Bart Chabot dat hij het specifieke genre dat hij beoefent – de parlandopoëzie – steeds beter in zijn vingers krijgt. Beter gezegd: Blue Whisky heeft me aangenaam verrast. Soms moest ik zelfs even denken aan C. Buddingh' en dat is nogal een compliment.






Nee, niet alles bevalt me. Soms zet de dichter iets te jolig in, vaker is de beeldspraak nogal gezocht en dikwijls is de anekdote te zeer uitgesponnen... – maar als geheel… Daarom morgen nóg een gedicht.

Archief 2025