Gedicht gedacht

 Poëzie is alledaags in de zin dat het voor iedere dag is (Carol Ann Duffy)

Een sinds 2016 veelal dagelijkse rubriek met gedichten en gedachten daarover.
Dit vanuit het levensmotto: ik ben onderweg om mooie dingen aan te raken.

------

Voor wie een handvat zoekt:
Met de pijl rechts van het kopje ARCHIEF (zie onder het gedicht) ga je terug naar het vorige jaar;
met de pijl links ga je vooruit naar het volgende.
Maar veel handiger zijn deze links: daarmee ga je direct naar de inhoudsopgaven van:
2024-1 (A-F), 2024-2 (G-K), 2024-3 (L-R) en 2024-4 (S-Z)
2023-1 (A t/m K) en 2023-2 (L t/m Z) 
2022-1 (A t/m K) en 2022-2 (L t/m Z)
2021-1 (A t/m K) en 2021-2 (L t/m Z)
2020-1 (A t/m K) en 2020-2 (L t/m Z)
2019, 20182017 en 2016.

Week 50 - 673. Kees Manders: Amsterdam huilt

maandag 16 december 2024

[Beluister hier]

Als vader weer bladert in zijn fotoboek
Dan sta je versteld als hij weer vertelt
Van de Weesperstraat en de Jodenhoek
Als hij dan verhaalt hoe het leven begon
Bij het ontwaken, handel en zaken
Humor en gein, dat was de levensbron
En had je een dag eens geen mazzel gehad
Dan 's avonds naar de Tip-Top waar je je sores vergat
Soms riep d'r nog een in het late uur:
‘Ik heb mooie olijven en uitjes in het zuur’

Amsterdam huilt, waar het eens heeft gelachen
Amsterdam huilt, nog voelt het de pijn
Amsterdam huilt, waar het eens heeft gelachen
Amsterdam huilt, want weg is de gein

Als vader verhaalt hoe de sabbat begon
Dan sta je versteld als hij weer vertelt
Hoe de voorzanger 'Addesjem-eilje-nowa' daar zong
Met Chanoeka gingen de kaarsjes weer aan
Dan werd er gewenst, door God je gebenscht
En dat het hun allen weer goed maar zal gaan
Voor er werd geplunderd en uitgeroeid
Hebben daar Jiddische Jé-ledjes gestoeid
Men noemde hen ras, oh God oh God,
Waarom mocht het niet zijn zoals het er was?

Amsterdam huilt, waar het eens heeft gelachen…

Op vrijdagavond koegel met peren
Wie dat niet nascht kan het ook niet waarderen
Het boek gaat dicht en met een traan in zijn ogen
Fluistert hij mazzel en brooche voor de hele misjpooche

1964


Amsterdam bestaat 750 jaar. Het Parool en het Concertgebouw kiezen het mooiste Amsterdamse lied. Op basis van elfhonderd publieksstemmen is door een vakjury een shortlist samengesteld van tien liedjes waarop lezers kunnen stemmen. Het Parool geeft steeds een uitgebreide toelichting bij een van de liederen.
De tien liederen zijn, in alfabetische volgorde van de voornaamste vertolker: 1. Aan de voet van de oude Wester (Willy Alberti & Johnny Jordaan), 2. Amsterdams parfum (Jenny Arean), 3. Amsterdam (Jacques Brel), 4. Big City (Tol Hansse), 5. Bloed, zweet en tranen (André Hazes), 6. Amsterdam huilt (Rika Jansen), 7. Geef mij maar Amsterdam (Johnny Jordaan), 8. Origineel Amsterdams (Osdorp Posse), 9. ‘t is stil in Amsterdam (Ramses Shaffy) en 10. Aan de Amsterdamse grachten (Wim Sonneveld).

Niet een van deze tien liederen liet zich reeds in deze rubriek lezen of beluisteren. De komende dagen komen er wel vijf voorbij. Vandaag dus Amsterdam huilt. Hieronder enkele citaten uit de toelichting bij dat lied:

Wat niet iedereen zich realiseert, is dat het lied gaat over de allerzwartste bladzijden uit de Amsterdamse geschiedenis. Rika Jansen zingt over de ondergang van de vooroorlogse Amsterdamse Joodse gemeenschap. Plundering en uitroeiing worden genoemd, maar de tekst gaat vooral over het leven in wat vroeger de Jodenhoek heette.
Op Oost-Europees aandoende, klezmerachtige muziek, wordt verteld over de humor en gein van toen, over de handel en zaken, maar ook over de sabbat en het chanoekafeest. ‘Soms riep d’r nog een in ’t late uur  | Ik heb mooie olijven en uitjes in het zuur.’ Jansens voordracht is het hele lied hoogst emotioneel. In het refrein lijkt haar stem bijna te breken,
Rika Jansen (1924-2016) was halverwege de jaren zestig een niet voor-de-hand-liggende vertolkster van een zo beladen lied. Als Zwarte Riek had ze naam gemaakt met het vrolijke Alle apies (in de Artis lijken op me ome Hein) en de Jordaanklassieker Me wiegie was een stijfselkissie. De in dat laatste lied beschreven armoede had ze als kind echt ervaren. Ze maakte het Jordaanoproer van 1934 mee en bezweek in haar jeugd bijna aan tyfus. Ze was danseres en acrobate, maar vond succes als zangeres. Vanaf 1959 gebruikte ze als zangeres gewoon haar echte naam.

 



Rika Jansen was niet Joods. De oorlog had haar wel getekend. Haar moeder, die onderduikers had, werd opgepakt. Haar pa zat zelf ondergedoken. En bij een razzia op de Nieuwmarkt was ze er getuige van hoe een jongetje door een Duitser door het hoofd werd geschoten.
De tekst van Amsterdam huilt werd op haar verzoek geschreven door haar echtgenoot Kees Manders, die zelf ook zong en nachtclubeigenaar was. Amsterdam huilt zou uiteindelijk heel bekend worden, maar in 1964 was het geen hit. Het lied had een te zware tekst om op de radio te worden gedraaid.
Rika Jansen en Kees Manders hadden daar geen problemen mee. Ze wilden ook niet dat het plaatje in jukeboxen in cafés zat. Rika Jansen zong Amsterdam huilt ook nooit bij optredens. Het onderwerp van het lied was daarvoor te groot, te zwaar, te erg.

Archief 2024