vrijdag 13 december 2024
(On)gelukkigerwijs
Mijn leven, ach, bij vlagen blijft het zoeken
al is dat niet meer naar de rechte weg.
Helaas weet ik fysiek soms heg noch steg
ondanks gespeur op Google en in boeken.
Ik lees er dat je lurven hebben moet
en kladden. Wáár dan? Ik zit domweg zonder.
En bovendien bezit ik ook geen donder.
Het droeve lot druk zwaar op mijn gemoed.
Ik mis nog meer. Een mens heeft normaliter,
ja God weet waar, een falie en een lazer.
En ik weer niet. Het is nóg dwazer:
mijn lijf heeft ook geen hoela noch een mieter.
Mijn man vindt zulk gemis geen handicap
omdat ik das gewisse Etwas heb.
2022
Vervolg van gisteren.
Vandaag en morgen enkele gedichten uit Puntig licht, zoals het volgende gedicht, een van Boulonois’ vele, uit bewondering nagevolgde diergedichten van Kees Stip (ook al vermeldt de bundel dat niet).
Op een weerwolvin
In Wolvega en vief van zin
was zij op stap, de weerwolvin
en op de vraag ‘wat doe je hier?’
sprak zij: ‘Ik zoek een lekker dier,
een macho van een weerwolfman
wiens weerkracht mij bekoren kan.
Met hem wil ik veel kleintjes krijgen
zodat ons aantal flink gaat stijgen,
zoveel dat men, dat streef ik na,
hier spreekt van Veelweerwolvega.’
Leukweg?
Ik snap niet wat er leuk is aan vakantie.
Van koffers pakken word ik al doodmoe
en heimwee schuurt als ik een ander land zie.
Een pee-eind is het naar het reisdoel toe.
Verkrampt zit ik dan in een monsterfile,
verbeten knarsend: dat ik dit nog doe!
Lang stilstaan tussen kuddes op vier wielen
of schuifelen langs bezienswaardigheden,
steeds tussen kiekjes schietende mobielen.
Verkeersinfarcten in vakantiesteden
op souvenirshops stikvol aansmeerplannen.
Brr, niets voor mij. Ik gruw in lijf en leden.
En thuisgekomen onder eigen pannen
moet ik mijn best doen om weer te ontspannen.
Ze kan er echt wel wat van. Buig je alleen al over het rijmschema van dit gedicht: aba bcb cdc ded ee. En wat dacht je hiervan:
Geachte Johan van der Meulen (sonnetbrief)
Het afgelopen jaar ontvingen wij van u maar liefst tweehonderdelf berichten met bijlagen vol doubledutchgedichten. We waren daarmee absoluut niet blij! De Nederlandse taal is al vergeven van anglicismen. Ons kwartaalblad wil niet meedoen aan die plaag. En John O’Mill, een Engels pseudoniem! Zo’n naam blijft kleven en past niet bij hoog literaire taal. Al schrijft u zelf: ik rijm en dat maakt krachtig, uw Dunglish-ongein klinkt enorm halfslachtig. En verder schrijft u niet geslachtsneutraal. Uw ‘dichtkunst’ vinden wij dus niet je dat. Probeer het nu eens bij een moppenblad!
Met groet,
Hendrik Hoogt
Hoofdredacteur De ware haas
Tussen haakjes staat sonnetbrief. Een sonnet dus, want doe als lezer maar eens even moeite en je leest dit:
Het afgelopen jaar ontvingen wij
van u maar liefst tweehonderdelf berichten
met bijlagen vol doubledutchgedichten.
We waren daarmee absoluut niet blij!
De Nederlandse taal is al vergeven
van anglicismen. Ons kwartaalblad wil
niet meedoen aan die plaag. En John O’Mill,
een Engels pseudoniem! Zo’n naam blijft kleven
en past niet bij hoog literaire taal.
Al schrijft u zelf: ik rijm en dat maakt krachtig,
uw Dunglish-ongein klinkt enorm halfslachtig.
En verder schrijft u niet geslachtsneutraal.
Uw ‘dichtkunst’ vinden wij dus niet je dat.
Probeer het nu eens bij een moppenblad!
Wordt vervolgd.