Gedicht gedacht

 Poëzie is alledaags in de zin dat het voor iedere dag is (Carol Ann Duffy)

Een sinds 2016 veelal dagelijkse rubriek met gedichten en gedachten daarover.
Dit vanuit het levensmotto: ik ben onderweg om mooie dingen aan te raken.

------

Voor wie een handvat zoekt:
Met de pijl rechts van het kopje ARCHIEF (zie onder het gedicht) ga je terug naar het vorige jaar;
met de pijl links ga je vooruit naar het volgende.
Maar veel handiger zijn deze links: daarmee ga je direct naar de inhoudsopgaven van:
2024-1 (A-F), 2024-2 (G-K), 2024-3 (L-R) en 2024-4 (S-Z)
2023-1 (A t/m K) en 2023-2 (L t/m Z) 
2022-1 (A t/m K) en 2022-2 (L t/m Z)
2021-1 (A t/m K) en 2021-2 (L t/m Z)
2020-1 (A t/m K) en 2020-2 (L t/m Z)
2019, 20182017 en 2016.

Week 47 - 628-629. Edward van de Vendel: Mijn ooms [2/3]

zondag 24 november 2024

Ik ga vandaag iets idioots over mezelf vertellen.
Dat komt, ik heb een oom die ik de hele week kan bellen.
Ik heb een oom die ik de hele dag kan plagen.
En opzoeken. En knuffelen. En altijd alles vragen.

Ik wou over mijn oom begin dit jaar een spreekbeurt doen.
Maar het moest over een dier. Dus nou ja, dat deed ik toen.
Over een wombat deed ik het, maar daar gaat het nu niet om.
Dit gaat over mezelf. Hoe ik een sukkel was en stom.

Donny heet hij dus, mijn oom. En hij kreeg opeens een vriend.
Mama zei: ‘Geweldig.’ En: ‘Hij heeft het zo verdiend.’
Oké. Die vriend heet Sonny en dat klinkt natuurlijk geinig:
Donny hartje Sonny, snap je. Maar ik werd chagrijnig.

Ik belde hem niet meer en als hij dan kwam gamen,
ging ik naar mijn slaapkamer. Ik veroorzaakte problemen.
Ik vind het nogal achterlijk om het nu hardop te zeggen,
maar ik deed behoorlijk moeilijk. Het is lastig uit te leggen.

Hij kwam een keer naar boven toe en hij vroeg of er wat was.
Ik zei op tien manieren nee. Hij zei: ‘Nu weet ik pas
dat er ook écht wat is.’ Hij keek heel ongerust.
Toen heb ik hem geknuffeld en ik heb hem ook gekust.

En dat was een verraderskus. Want natuurlijk was er iets.
Als ik Sonny zag verkilde ik en mijn hersens deden niets.
Ik zei het tegen mama. Ze begreep het, dat was heerlijk.
Totdat ze zei: ‘Maar lieveling, nu eventjes heel eerlijk…

Vond jij dan niet dat Donny soms een beetje eenzaam leek?
Altijd weer alleen naar huis…’ En ik weet nog hoe ze keek.
Ze checkte of ik het begreep. Maar ik zat daar te staren,
omdat ik dacht: maar mama, hij had ons toch al die jaren?

En dat bleef ik, denk ik, denken, de dagen na die dag.
Ik was een beetje boos of zo. Maar toen zag ik wat ik zag.
Donny was weer bij ons, we aten volgens mij lasagne
en later belde Sonny aan – hij kwam terug uit Spanje,.

Ik was naar de wc geweest (boven, dat is fijner),
en ik wilde net de trap afgaan – maar ik maakte mezelf kleiner.
Want ze stonden met z’n tweeën daar beneden in de gang
en Sonny hield zijn zachte hand op oom Donny’s zachte wang.

En mijn slechte weer van weken begon zomaar op te klaren.
Want het was of Sonny’s vingers een soort van bedje waren
waarin mijn oom zijn zorgen even van zich af mocht leggen.
Ze snapten alles van elkaar. En ik zat daar niks te zeggen.

En ik was gewoon niet meer het kind dat bang was te verliezen.
Ik kon, net als mijn oom, opeens voor nog meer liefde kiezen.
Dus ik rende naar oom Sonny, die zijn das en tas nog om had,
en ik jumpte op zijn rug. Kortom: ik werd een wombat.

Wombats spelen graag. Maar ze zijn een beetje raar.
Dat vertelde ik al bij mijn eerste spreekbeurt van het jaar.
Ze bijten als ze vriendschap willen en dat vind ik (a) wel dom,
maar (b) ook heel herkenbaar. Jullie snappen nu waarom.

Dus ja, dit was mijn tweede spreekbeurt van groep zeven.
O, dit is een plaatje van mijn ooms. Mooi hè? Kijk maar even.
Wie lijkt jullie het leukst? Hij misschien? Of hij?
Dit is geen serieuze vraag. Ze zijn allebei van mij.

2024

 


Dit gaat over mezelf. Hoe ik een sukkel was een stom. Dan volgt een beletselteken, want… op deel 2 moesten we nog wachten. Dat schreef ik gisteren na de tweede strofe.

 


Deel 2 is er inmiddels: Tantes zijn fantastisch (ooms ook) is de titel. Van het achterplat:
Stoer, handig, avontuurlijk, beroemd of gewoon heel erg lief: ooms en tantes heb je in alle soorten en maten. In deze stralende dichtbundel stellen Edward van de Vendel en Philip Hopman er een aantal voor. Er is een gedicht over oudtante Toos die verzinkoningin is. En over oom Donny, die ineens verliefd wordt. Maar ook over geheime ooms en tantes, en over een juf van wie je zou willen dat ze je tante was, zodat je aan het eind van het schooljaar geen afscheid van haar hoeft te nemen.


Gedicht voor iedereen die geen oom of tante heeft

Ik ben een kind
van ouders die geen broers hebben
en ook geen zussen.
Nou ja, dat zéggen ze,
maar ondertussen
kan dat niet waar zijn –
het moet maar eens klaar zijn
met onze familiemysteries.
We weten uit Netflixseries
dat raadsels altijd uit zullen komen.
Ik heb natuurlijk geheime tantes
en geheime omen.
Dus die moet ik gaan ontdekken.
Ik moet conclusies gaan trekken
over de ruzies waardoor het contact is verbroken.
Ik moet zorgen dat er weer wordt gesproken
met tante Nancy
en oom Reginald,
die wonen aan de Côte d’Azur
en in het Teutoburger Wald
in een landhuis
in een strandhuis,
met neefjes van mijn leeftijd
en nichtjes van mijn lichting.
Oma, opa, mama, papa:
jullie hebben de verplichting
om mij alles te onthullen.
Dan hoef ik hier de tijd
nu niet meer te vullen
met dat wat je verzint
als het enige kind
aan het familiediner.
Lamskoteletjes
met wortelpuree.


Wordt vervolgd.

Archief 2024