donderdag 21 november 2024
Er was een herfst in je aangebroken – je haren lieten los
als vallend blad, de wind waaide steeds nauwer om je heen,
het donker viel steeds vroeger voor je ogen.
De kou, zei je, rondom je klamme, trage hart,
die zat je nog het meeste dwars en leek steeds langer maar
te duren, dus werd je lichaam opgestookt met chemokuren.
Maar kou die uit de botten komt, het is dezelfde vorst
die in de grond al op je wacht – die kilte stook je niet meer weg.
Dat je maar proberen moest nog wat te slapen,
had de dokter je gezegd. Egels, zei je ineens tegen hem,
egels vond je altijd al de mooiste dieren – die dromen
dwars door alle winters heen. Zo wilde je slapen.
En als het lente was geworden weer ontwaken.
2024
Vandaag en morgen aandacht voor dichters die nog geen bundel (in het Nederlands) publiceerden en debuteren in de literaire tijdschriften. Twan Vet (1998), van wie onder meer bovenstaand gedicht is opgenomen in Hollands Maandblad 2024-10, werkt aan een bundel.
Van debutant Karlijn Sonderen Smit (1982) staan gedichten in Het Liegend Konijn 2024|2, waaronder het volgende.
Mogelijk gebied.
Misschien sliepen we niet
deden we alsof we vogels waren
maakte ik een cirkel met mijn vinger op de huid
rond je pols (ik kon je aders zien)
Misschien fluisterde ik iets
over je eerste grijze neushaar, over een chocoflakesontbijt
Misschien voerde jij me pindakaas op korstjes
de Calvépot tussen onze matrassen geklemd
schuin maar nog overeind
Deed ik mijn ogen niet open
luisterde ik fijnmazig en ving ik je sprookjes in mijn netten
waar ik de barstjes telde
wilde ik niet dat je je trui aandeed
je Star Warsonderbroek
je jeans
Dat je de voordeur sloot, niet
je fiets nam, niet
wegreed
Wordt vervolgd.