woensdag 20 november 2024
De jongen die ik ben
Op een landweg zo stil
Als een nacht zonder wind
In het donker zo diep als de nacht
Keek ik op naar de sterren
Met mijn handen vol bloed
Verschopt in de kosmische pracht
Ik rende het huis uit
Wanhopig, verward –
De liefde die gemeen was geraakt
De leugen alleen nam het op
Voor mijn hart
Dat naar het onmogelijke haakt
En ik riep naar de sterren
Waar moet ik nog heen dan
Die weg weer die ik van jongs af al ken
Van de man die ik zijn moest
In een huis vol geboden
Naar de jongen terug die ik ben
Uit de lucht kwamen
Zeven engelen gevallen
Zingend met tongen van vuur
Mijn wankele geest
Kon de furie niet vatten
En raakte nog meer overstuur
En ik vroeg om vergeving
Maar dat schonken ze niet nee
Dat zou te gemakkelijk zijn
Het enige waarin ik
Verlossing kon vinden
Was mijn zweet, de muziek en de pijn
Een rat met de kop
Van een lachende ezel
Sloeg zijn harige staart om mijn nek
Nooit zie je me, zei hij
Nooit hoor je mijn stap
Toch heb ik jouw ziel in mijn bek.
En ik riep naar de sterren
Waar moet ik nog heen dan
Die weg weer die ik van jongs af al ken
Van de man die ik zijn moest
In een gat vol geboden
Naar de jongen terug die ik ben
2024
Vervolg van gisteren.
Een van de ontroerendste en beklemmendste literaire uitgaven waarin het mislukken van een liefdesverhouding in poëzie is gevat, is de cyclus Sonnetten van de kleine waanzin (1957). Daarin beschrijft Hans Andreus het verval en stuklopen, maar ook het zoeken van de dichter naar een uitweg voor deze ingrijpende crisis. [Ik noemde de uitgave hier.]
Ook de Vier laatste liederen van Alex Roeka vormen een cyclus: van de harde constatering (in Tegenover me) dat het over is (Eens moet je onder ogen zien hoe het werkelijk is) en (in Net als de vorige keer) de oorzaak en gevolgen daarvan (Er is te veel gebeurd; we zijn te ver gegaan) tot (in De jongen die ik ben) de berusting in de feiten (Ik moet terug naar de weg die ik van jongsaf al ken) en (in Voordat ik ga) het vooruitkijken naar wat komt, want alles is gezegd, dus voordat ik ga zou ik je nog iets moeten zeggen, maar ik vrees dat het er niet meer van komt.
Voordat ik ga
Ik sta te kijken naar de maan
De ruimte, het gaan
Wil niet meer weten waarom het is
Dit holle hellegat, de duisternis
Je haalde mijn hart overhoop
Als het bed van een dronken matroos
Je liet me spartelen, ik liet me martelen
Door je grilligheid, te lang
De storm is gaan liggen
Het rumoer is nu verstomd
Voordat ik ga zou ik je nog iets moeten zeggen
Maar ik vrees dat het er niet meer van komt
We zijn eruit gespuwd, ongevraagd
Het web in gejaagd
Leven op zelfbedrog, dat voelt fijn
Soms droom je dat het klopt om er te zijn
Maar je vloog op je bezemsteel
Door de brandende stal van mijn kop
De paarden steigerden, je dijen weigerde
Ik was een paria in een hok
De storm is gaan liggen
Het rumoer is nu verstomd
Voordat ik ga zou ik je nog iets moeten zeggen
Maar ik vrees dat het er niet meer van komt
Ik vlieg naar Hongkong toe om te vergeten
Ben het malen moe, de kreten
Je gunt me nog een blik en loopt dan door
Ik draai me om en volg mijn spoor
Ik lig in een opiumkit
En het wit wordt langzaam blauw
Onwetendheid, vergetelheid
De eeuwigheid van helemaal niks
De storm is gaan liggen
Het rumoer is nu verstomd
Voordat ik ga zou ik je nog iets moeten zeggen
Maar ik vrees dat het er niet meer van komt