zaterdag 16 november 2024
De tijd vliegt, maar de dagen gaan te traag.
Een jaar is zo voorbij, terwijl de uren
elk wel een eeuwigheid lijken te duren,
en morgen wordt als gister en vandaag.
De mens is niet gelukkig van nature,
en kwelt zichzelf met steeds dezelfde vraag
waarop geen antwoord is. Je zou zo graag
iets door de spiegel zien, maar het blijft turen.
Er valt geen enkel onheil te vermijden,
en dat de dood komt, is een zekerheid
waaraan je geen gedachte meer wilt wijden.
Je raakt de mensen en de dingen kwijt,
tot je het leven langzaam voelt verglijden
en deel wordt van het raadsel van de tijd.
2012
Zeven jaar zit er tussen Onmogelijk geluk (1992) en Geleende tijd (1999), maar daarna duurt het zelfs dertien jaar voordat er nieuwe poëzie van Jean Pierre Rawie verschijnt. De tijd vliegt, maar de dagen gaan te traag (2012) is de titel van de zevende bundel die, net als de voorafgaande, is opgebouwd uit twee afdelingen met oorspronkelijk werk, gevolgd door een derde met vertalingen. Met bovenstaand gedicht, waaraan de titel is ontleend, opent de bundel.
In 2017 verschijnt de achtste bundel, getiteld Handschrift en die kwam in deze rubriek al aan de orde (zie hier).
Wat zit je daar, Matthijs, voor je plezier
gelijk de ouden in klassieke maat
gezangen vorm te geven? En wat baat
je al dat waken boven het papier?
Roem is maar een gerucht dat komt en gaat.
Een luchtbel in een vluchtige rivier
is de gelogen eer die ons de lier
belooft, een gaaf die zich niet geven laat.
Toch mijmer je in zoete dwaling voort.
Geloof je dat je tijd en dood ontvliedt
door middel van het dichterlijke woord?
Het is een dwaze droom die je bekoort:
niet voor een pralend en gekunsteld lied,
voor goede werken wijkt de Hemelpoort.
Rest alleen nog de uitgave Een luchtbel in een vluchtige rivier (2021), met daarin de poëzievertalingen uit eerder werk, die hij speciaal voor deze bundel steeds voorziet van een toelichting met informatie over de dichter, zijn werk en de tijd waarin hij leefde. Ook die ontleent haar titel aan een dichtregel, namelijk uit bovenstaande vertaling van Maffeo Barberini (1568-1644).
Dit is een fragment uit de inleiding:
Achter in mijn dichtbundels neem ik al decennialang vertalingen op, waarmee ik hoop aan te geven in welke traditie men mijn eigen werk zou moeten lezen, een hint die door de meeste critici helaas niet begrepen wordt. Die gaan ervan uit dat een Nederlandse dichter slechts beïnvloed wordt door zijn Nederlandse voorgangers en nooit iets van over de grens leest. Ook verwijzingen naar de klassieken of Heilige Schrift worden veelal niet herkend. Zulke critici hebben zichzelf dikwijls niet overeten aan de boom der kennis en veronderstellen dat de door hen beoordeelde auteurs, die dientengevolge in hun ogen per definitie hun minderen zijn, even weinig intellectuele bagage meetorsen.
Het zijn veelal vertalingen uit het Italiaans, Latijn, Russisch en Spaans – talen die hij zich min of meer eigen maakte om de originelen te doorgronden. Een enkele keer ook uit het Duits, Engels, Frans, Portugees en zelfs Roemeens.
Vertalingen uit de Renaissance met name en de Barok, want met die periodes – dus van de veertiende tot de achttiende eeuw – voelt hij zich het meest verwant. Het eerste gedicht uit de chronologisch gerangschikte poëzie dateert van circa 1230 en is van Giacomo da Lentini (1200-1250); het laatste is van Vinicius de Moraes, die zeven eeuwen later leefde: van 1913 tot 1980. Dat is Sonnet van de dode kat.
Jean Pierre Rawie in zijn toelichting (waaruit blijkt dat de informatie niet per se louter literair gericht is):
De Braziliaanse dichter, essayist, liedjesschrijver en diplomaat Vinicius de Moraes had de bijnaam o poetinha (het dichtertje). Hij stond met Tom Jobim aan de wieg van de muziekstroming bossanova en schreef de oorspronkelijke tekst van de wereldhit The girl from Ipanema. Van zijn hand is ook het script voor de jarenvijftig-film Orfeu negro (Black Orpheus), die destijds internationaal veel prijzen won. Hij trad zelf op als zanger van zijn eigen liederen en maakte platen, hoewel hij niet echt zoetgevooisd genoemd kon worden.
De dichter, kennelijk een man van principes, in negen keer getrouwd geweest. Toen hij in 1969 plotseling uit de Buitenlandse Dienst ontslagen werd, in het kader van een actie om die te zuiveren van ’homoseksuelen en dronkaards’, merkte hij op dat hij nooit een geheim had gemaakt van zijn alcoholisme. Van hem is de uitspraak dat whisky ’s mensen beste vriend is, o cão engarrafado (de gebottelde hond). Meer dan een kwarteeuw na zijn dood, in 2006, werd hij gerehabiliteerd en vier jaar later verwierf hij postuum alsnog de rang van ambassadeur. Tja…
In leven is een kat een prachtig ding,
Het hoogtepunt van gelijkmoedigheid;
zelfs als hij stilligt, sluipt hij nog altijd
door tropisch oerwoud van herinnering
aan woester tijden. Bij zijn nadering
is het of hoge elektriciteit
in golven door een asgrauw luchtruim glijdt,
geluidloos onweer, flitsen van een kling.
Dat is waarom hij met ons allen spot,
maar als hij sterft verliest hij zijn fluweel,
wordt goor en dof, hij wordt zijn tegendeel,
een antikat, een mispoes; alles wat
er was, is weg – niets, niets is zo kapot
als dode kat.