Gedicht gedacht

 Poëzie is alledaags in de zin dat het voor iedere dag is (Carol Ann Duffy)

Een sinds 2016 veelal dagelijkse rubriek met gedichten en gedachten daarover.
Dit vanuit het levensmotto: ik ben onderweg om mooie dingen aan te raken.

------

Voor wie een handvat zoekt:
Met de pijl rechts van het kopje ARCHIEF (zie onder het gedicht) ga je terug naar het vorige jaar;
met de pijl links ga je vooruit naar het volgende.
Maar veel handiger zijn deze links: daarmee ga je direct naar de inhoudsopgaven van:
2024-1 (A-F), 2024-2 (G-K), 2024-3 (L-R) en 2024-4 (S-Z)
2023-1 (A t/m K) en 2023-2 (L t/m Z) 
2022-1 (A t/m K) en 2022-2 (L t/m Z)
2021-1 (A t/m K) en 2021-2 (L t/m Z)
2020-1 (A t/m K) en 2020-2 (L t/m Z)
2019, 20182017 en 2016.

Week 45 - 607-609. Jean Pierre Rawie: Reserve [4/6]

woensdag 13 november 2024

Het is mij dikwijls wonderlijk te moede
als ik mijn oude moeder weer aanschouw;
hoe woest de wind door zoveel jaren woedde,
ik blijf het kind ontwaren in de vrouw.

Meer dan een halve eeuw mijn vader trouw
keerde zij waar zij kon het kwaad ten goede,
en als het even in haar macht lag zou
zij hem ook voor het heengaan nog behoeden.

Al klaagt ze soms (vindt zich opeens te dik
en poogt verwoed haar snoeplust in te tomen):
zij put uit raadselachtige reserve.

Misschien dat zelfs mijn moeder ooit zal sterven,
maar in haar blauwe ogen blijft die blik
alsof het allermooiste nog moet komen.

1992


Nóg een gedicht voor zijn moeder. In de bundel Onmogelijk geluk (1992) gaat het vooraf aan Sterfbed, het afscheidsgedicht voor zijn stervende vader, waarna twee gedichten volgen over zijn inmiddels gestorven vader.

Sindsdien

Hij is mij toch nog ongemerkt ontgleden.
Hij keerde in, en ademde zo diep
dat het weer leek of hij alleen maar sliep.
Ik liep de trap af, de vertrouwde treden,

en voelde reeds dat hij was overleden,
nog voor ik hoorde hoe mijn moeder riep.
Of hij tot slot aanschouwde wie hem schiep
nam hij als laatste raadsel met zich mede.

Zo heeft zich op het eind mijn vaders dood
gevoegd bij de voldongen misverstanden,
als iets waar ik alsnog te kort in schoot.

Maar sinds hij mij ontviel, ontwaar ik hem
steeds vaker in gebaren mijner handen,
en hoor hem spreken door mijn eigen stem.





Aula

Een van de heetste zomerdagen
stonden wij rond zijn kist geschaard
waar men, opdat wij hem nog zagen,
een ruitje in had uitgespaard.

Hij lag in zijn te groot geworden
en voor dit weer te warme pak
met de verweerde ridderorde
die altijd in zijn knoopsgat stak,

en leek zo opgebaard nog kleiner
dan in de dagen voor zijn dood.
(Indien Gij zijt, ontferm U zijner,
want zijn zachtmoedigheid was groot.)

Men sprak, maar geen herinneringen
deden dit vreemde leven recht:
de onuitsprekelijke dingen
bleven ook nu weer ongezegd.

En het verliep zoals het hoorde;
na ‘lijdensweg’ en ‘droeve plicht’
zei ik als zoon wat laatste woorden.
Toen ging de voorhang langzaam dicht

en voelde ik de lichten doven,
en met een plotselinge pijn
het tussen hem en mij geschoven,
nooit meer te openen gordijn.


Wordt vervolgd.

Archief 2024