dinsdag 12 november 2024
Ik ondervond het sterven aan den lijve,
in dagelijkse omgang met de dood;
ik leef nog; en ik kan er idioot
genoeg niets dieps of zinnigs over schrijven.
De meeste grote woorden zijn te groot
voor zoiets doodgewoons: in leven blijven.
Maar toch, ik kan de liefde nog bedrijven
en bijna alles doen ‘wat God verbood’.
Zo is het dus, jezelf te overleven;
ik kijk naar buiten door dezelfde ruit,
ik schrijf zoals ik altijd heb geschreven,
ik denk, voel, wind mij op en maak geluid,
maar ik besef: door stervenden omgeven
schuif ik alleen mijn deadline voor mij uit.
1989
'Eind jaren tachtig zal Jean Pierre Rawie (1951) maandenlang in levensgevaar verkeren door een beschadigde alvleesklier als gevolg van overmatig drankgebruik', schreef ik gisteren. Zijn poëzie is door die gebeurtenis wel veranderd, beter gezegd: zij heeft zich verbreed en verdiept. Zij is minder romantisch en heeft niet langer het liefdesgedicht als kern; zij is meer realistisch, waarbij de dichter zichzelf in een breder levensperspectief plaatst. Daarvan is hij zichzelf ook van bewust als hij, nog overrompeld door wat hem overkwam, schrijft: Ik kijk naar buiten door dezelfde ruit, ik schrijf zoals ik altijd heb geschreven. Hij voelt weliswaar aan dat er iets is veranderd, maar in zijn poëzie moet dat zich nog openbaren. Dat gebeurt vanaf deze bundel, Rawies vierde.
Herstel
Toen ik na de vertwijfeling en koorts
en lijfelijk onduldbare ellende,
geleidelijk weer aan de wereld wende,
kreeg elk geluid opnieuw iets ongehoords.
In woorden die ik al van kindsbeen kende
herkende ik de ware zin des woords;
haast ieder ‘en’ verborg een ‘enzovoorts’,
in den beginne nam het woord geen ende.
Maar ik genas, en deze roes verdween:
geluiden werden weer gewoon geluiden,
en in wat er gezegd wordt om mij heen
heerst als vanouds dezelfde flauwekul.
Men moet het mij maar niet ten kwade duiden
dat ik mij meer en meer in zwijgen hul.
Woelig stof (1989) is de titel, met in die bundel ook Ritueel, zijn vaakst geciteerde gedicht, samen met Sterfbed, het gedicht over zijn stervende vader. In deze bundel staat een gedicht over zijn zieke moeder.
Intensive care
Volgens de dokters wordt zij weer gezond,
en rond haar sponde waken apparaten
die pompen, bloeddruk meten, aderlaten,
van alles doen waarvan ik niets doorgrond.
Een dikke slang die ademt door haar mond
maakt dat wij geen van tweeën kunnen praten,
maar zij heeft alles alweer in de gaten
en kijkt met kleine oogjes in het rond.
Ik kan slechts met mijn hand wat clandestien
over een blote arm en schouder strijken,
en ben nog nooit zo dol op haar geweest.
Maar toch, als voor mijn boze oog bevreesd,
durf ik niet naar de monitor te kijken
waarop mijn moeders hartslag is te zien.
Naast Ritueel is uit Woelig stof ook onderstaand gedicht vaak geciteerd, zij het vooral vanwege het laatste kwatrijn.
Bezit
Waar ik mijn hart aan heb verpand
in mijn verspild verleden,
het ging voorbij, het hield geen stand,
het is als zand vergleden.
Ik heb mij steeds het meest gehecht
aan sterfelijke zaken,
aan dingen die ik nimmer echt
tot mijn bezit kon maken.
Maar alles wat zo dierbaar was
dat ik het heb verloren,
is mij sinds ik het kwijt ben pas
voorgoed gaan toebehoren.
Wordt vervolgd.