zaterdag 09 november 2024
Toen ik vannacht mijn balkon nog stond te vegen
klom mijn moeder over de balkonrand terug in het leven.
Ze droeg haar oude nachtjapon met verschoten rozen.
Moet dat nu, zo laat nog, zei ze, de mensen slapen.
Ze had gelijk, ik hield op met vegen. Vrij zakelijk
informeerde ze naar mijn gezondheid. En of ik een beetje
gelukkig was, wilde ze nog weten. Daar stond ze.
Zo sprak ze. Haar stem klonk zeker. In haar blik was rust.
Ik zag hoe sterk ze had kunnen zijn. Zonder een afscheid
klauterde ze lenig over de balkonrand uit mijn leven.
Mooi, dacht ik, nadat ik was gewekt door mijn volle blaas,
mooi, dat het nu zichtbaar beter met haar gaat.
2024
Vervolg van gisteren.
De twee mooiste gedichten zijn de meest persoonlijke. Het mooiste gedicht van de bundel volgt hieronder. Fraai omdat er weinig gezochts in zit en de emotie daardoor voelbaar is. Weinig gezochts – wel iets, want de eerste zes regels had Jan Glas mogen schrappen. We spreken na lange tijd weer eens af… – met die regel had ik me liever het gedicht binnengelezen.
Voor alles
Voor alles is wat te zeggen. Ik had een zoon van in der dertig kunnen
hebben met wie het contact stroef verloopt.
Een dochter was misschien gemakkelijker geweest. Ik ben doorgaans
beter met vrouwen. Man zijn is toch wat onbekend terrein
voor mij. Ik vermoed dat een dochter meer compassie
zou kunnen opbrengen voor een vader die genoeg heeft aan zichzelf.
We spreken na lange tijd weer eens af. Op een terras. Ik ben in zijn stad.
Mijn zoon komt te laat. Hij verontschuldigt zich niet. Hoeft ook niet.
Het trekt de verhouding voor dit moment wat gelijk. Hij gaat
tegenover me zitten. Hij heeft mijn handen.
Het gesprek gaat voornamelijk over wat hij sinds ons laatste contact
heeft uitgespookt en ik merk weer eens
hoe weinig aansluiting ik vind bij wat hij vertelt.
We bestellen nog een tweede drankje. Ik informeer hoe het met z'n
moeder gaat. Hij laat weinig los.
Daarna moet hij ineens naar een volgende afspraak.
Hij verontschuldigt zich. Ik zeg dat dat niet hoeft.
Tot gauw. In de omhelzing is hij al weg.