Gedicht gedacht

 Poëzie is alledaags in de zin dat het voor iedere dag is (Carol Ann Duffy)

Een sinds 2016 dagelijkse en vanaf 1 januari 2020 wekelijkse, maar daarna toch weer iets vakere rubriek met gedichten en gedachten daarover. Het levensmotto blijft: ik ben onderweg om mooie dingen aan te raken.

------

Voor wie een handvat zoekt:
Met de pijl rechts van ARCHIEF (zie onderaan deze pagina) ga je terug naar het vorige jaar;
met de pijl links naar het volgende. Handiger zijn deze links: daarmee ga je naar de 
inhoudsopgaven van
2024-1 (A-F), 2024-2 (G-K), 2024-3 (L-R) en 2024-4 (S-Z)
2023-1 (A t/m K) en 2023-2 (L t/m Z) 
2022-1 (A t/m K) en 2022-2 (L t/m Z)
2021-1 (A t/m K) en 2021-2 (L t/m Z)
2020-1 (A t/m K) en 2020-2 (L t/m Z)
2019, 20182017 en 2016.

Week 43 - 573-575. Micha Hamel: Vrijheid [2/4]

donderdag 31 oktober 2024

vrijheid is hoe soeverein de zon lijkt
totdat je ontdekt dat zij om het midden van de melkweg draait
en dat we wetten nodig hebben om te begrijpen hoe dat zit

vrijheid is de open zee zonder gebruikersovereenkomst
totdat iemand zegt waar mangaanknollen zijn leeft er niets
en dat we leiders moeten kiezen die die larie ontzenuwen

vrijheid is dat je anderen in de gelegenheid stelt om jou tegen te
spreken totdat dat botst op de vrijheid van gebrek aan onderwijs
en we breekhamers nodig hebben om de echokamers te slopen

vraag het aan het sprinkhaantje
dat jij als kind uit je handpalm liet ontsnappen

vraag het aan de gestreste hommel
voor wie jij het zemen onderbrak om de tuindeur open te zetten

vraag het aan de onsterfelijke goden
die ons wijselijk achterlieten met de vrijheid als vluchtig kraamcadeau

en lieve mensen
buiten dit alles is de lyriek ook vrij
de lyriek!
iets typisch menselijks dus tragisch, grotesk en onvolkomen
want niet zo vrij als die sprinkhaan

of een hommel op de oceaanbodem

2024


Vervolg van gisteren.


Ellen Deckwitz:
Micha Hamel schreef de prikkelende regels dat vrijheid soms betekent ‘dat je anderen in de gelegenheid stelt om jou tegen te | spreken totdat dat botst op de vrijheid van gebrek aan onderwijs’.

 




In meerdere gedichten is er sprake van personificatie en maakt de vrijheid zelf haar opwachting – bij Martijn den Ouden is ze een wezen dat verdwijnt zodra er monsters komen. 

vier sneetjes krentenbrood
met dik boter en oude kaas
twee voor mij
twee voor V.

we zitten op de pier
water klotst onder onze voeten

de zon zwaait een waaier
van oranje vingers open

ze zoemt haar zomers lied
drukt ons haar warmte 
in de hals

hoe kan het water zo zout zijn
het gedraagt zich nog zo zoet

dit water
heeft zijn gruwelkant
waarin monsters zich baden
in slaap gerimpeld

V. is niet in staat om monsters te zen
wanneer zij zich in haar nabijheid mengen
vervaagt haar mond

ze ademt haar lippen weg en
spreekt niet meer

ook haar handen worden onzichtbaar
in het onmenselijke kan zij niet bestaan

V. vertoont kuiltjes in haar wangen
als ze lacht als ze eet als ze slaapt

al 80 jaar zit ze naast ons
op de pier

eten wij sneetjes krentenbrood
met dik boter
en oude kaas


Ellen Deckwitz:
Bij Rosa Schogt is vrijheid iemand die in werkelijkheid tegenvalt: ‘was zij het echt? Zo hadden wij haar | niet bedacht […] | We hadden het idee | van haar toch al die tijd gevoed, hoe kwam ze dan | zo mager en zo stil?’


En na verzet

En na verzet kwam daar de vrijheid aangelopen, maar
we aarzelden: was zij het echt? Zo hadden wij haar
niet bedacht, ze zou toch in een mooie jurk,
met blossen op haar wangen komen?  We hadden het idee
van haar toch al die tijd gevoed, hoe kwam ze dan
zo mager en zo stil?

We hebben haar natuurlijk feestelijk onthaald, gejuicht,
dat doe je als de langverwachte arriveert: vlaggen uit,
een optocht, dansen, drinken en muziek, we waren
in een collectieve roes, we deden echt ons best
om haar weer op te beuren: ‘kom, je bent er nu’,
ze kromp nerveus ineen.

Ze zat daar aan de kant en keek
de straten af: wie was er teruggekeerd met haar,
wie bleef voor altijd weg? Soms huilde ze, zo
ongezellig en zo ongeschikt voor onze
kinderen, we vroegen haar te zingen maar
ze zweeg en keek omlaag.

Ze wilde langs bij iedereen. Dat vonden wij geen goed idee,
ze leek ons niet waar men op zat te wachten.
We lokten haar naar binnen en we sloten onze deuren,
we hadden nog verduisteringsgordijnen, en een plek
om iemand te verstoppen, een wat benauwde ruimte en
daar paste ze precies.

Wordt vervolgd.

Archief 2024