donderdag 31 oktober 2024
vrijheid is hoe soeverein de zon lijkt
totdat je ontdekt dat zij om het midden van de melkweg draait
en dat we wetten nodig hebben om te begrijpen hoe dat zit
vrijheid is de open zee zonder gebruikersovereenkomst
totdat iemand zegt waar mangaanknollen zijn leeft er niets
en dat we leiders moeten kiezen die die larie ontzenuwen
vrijheid is dat je anderen in de gelegenheid stelt om jou tegen te
spreken totdat dat botst op de vrijheid van gebrek aan onderwijs
en we breekhamers nodig hebben om de echokamers te slopen
vraag het aan het sprinkhaantje
dat jij als kind uit je handpalm liet ontsnappen
vraag het aan de gestreste hommel
voor wie jij het zemen onderbrak om de tuindeur open te zetten
vraag het aan de onsterfelijke goden
die ons wijselijk achterlieten met de vrijheid als vluchtig kraamcadeau
en lieve mensen
buiten dit alles is de lyriek ook vrij
de lyriek!
iets typisch menselijks dus tragisch, grotesk en onvolkomen
want niet zo vrij als die sprinkhaan
of een hommel op de oceaanbodem
2024
Vervolg van gisteren.
Ellen Deckwitz:
Micha Hamel schreef de prikkelende regels dat vrijheid soms betekent ‘dat je anderen in de gelegenheid stelt om jou tegen te | spreken totdat dat botst op de vrijheid van gebrek aan onderwijs’.
In meerdere gedichten is er sprake van personificatie en maakt de vrijheid zelf haar opwachting – bij Martijn den Ouden is ze een wezen dat verdwijnt zodra er monsters komen.
vier sneetjes krentenbrood
met dik boter en oude kaas
twee voor mij
twee voor V.
we zitten op de pier
water klotst onder onze voeten
de zon zwaait een waaier
van oranje vingers open
ze zoemt haar zomers lied
drukt ons haar warmte
in de hals
hoe kan het water zo zout zijn
het gedraagt zich nog zo zoet
dit water
heeft zijn gruwelkant
waarin monsters zich baden
in slaap gerimpeld
V. is niet in staat om monsters te zen
wanneer zij zich in haar nabijheid mengen
vervaagt haar mond
ze ademt haar lippen weg en
spreekt niet meer
ook haar handen worden onzichtbaar
in het onmenselijke kan zij niet bestaan
V. vertoont kuiltjes in haar wangen
als ze lacht als ze eet als ze slaapt
al 80 jaar zit ze naast ons
op de pier
eten wij sneetjes krentenbrood
met dik boter
en oude kaas
Ellen Deckwitz:
Bij Rosa Schogt is vrijheid iemand die in werkelijkheid tegenvalt: ‘was zij het echt? Zo hadden wij haar | niet bedacht […] | We hadden het idee | van haar toch al die tijd gevoed, hoe kwam ze dan | zo mager en zo stil?’
En na verzet
En na verzet kwam daar de vrijheid aangelopen, maar
we aarzelden: was zij het echt? Zo hadden wij haar
niet bedacht, ze zou toch in een mooie jurk,
met blossen op haar wangen komen? We hadden het idee
van haar toch al die tijd gevoed, hoe kwam ze dan
zo mager en zo stil?
We hebben haar natuurlijk feestelijk onthaald, gejuicht,
dat doe je als de langverwachte arriveert: vlaggen uit,
een optocht, dansen, drinken en muziek, we waren
in een collectieve roes, we deden echt ons best
om haar weer op te beuren: ‘kom, je bent er nu’,
ze kromp nerveus ineen.
Ze zat daar aan de kant en keek
de straten af: wie was er teruggekeerd met haar,
wie bleef voor altijd weg? Soms huilde ze, zo
ongezellig en zo ongeschikt voor onze
kinderen, we vroegen haar te zingen maar
ze zweeg en keek omlaag.
Ze wilde langs bij iedereen. Dat vonden wij geen goed idee,
ze leek ons niet waar men op zat te wachten.
We lokten haar naar binnen en we sloten onze deuren,
we hadden nog verduisteringsgordijnen, en een plek
om iemand te verstoppen, een wat benauwde ruimte en
daar paste ze precies.
Wordt vervolgd.