woensdag 30 oktober 2024
Een man die zijn huis verlaat. Een man die de straat
op gaat. Op weg naar muziek, luid genoeg om het
wapengekletter slechts enkele grenzen verderop te
overstemmen. In degelijke jas en noodzakelijke hoed.
Komt op straat die vent van op de hoek tegen.
Blootshoofds. Eerder schreeuwend dan pratend.
Dat iedereen belazerd wordt. Wij, jij en ik. Vrijheid
een schijnvertoning is. Er is een stille coup gaande.
Dat de elite, de maffia, het beste uit de vijver vist.
En hier en daar voor de kleine man een droef loket
waar na opgave van letterlijk al je gegevens vrijheid
mondjesmaat af te halen is. Tweede keus uit wat
er nog aan vrijheid rest. En of ik dat wel weet.
Kerel, zeg ik, wat een lawaai, wat zie je er woest uit.
Haal eens diep adem. Denk je niet dat de vrijheid je
misschien juist te groot is. Wijd als een zee die uitloopt
in een andere zee en deze weer in een verdere zee.
Kustloos. En ook al kun je aardig zwemmen, je verzuipt.
Grenzeloos moe. Maak het kleiner, maak het zwembaar.
Ga naar Witting & Zoon in de Oosterstraat. Koop er een
hoed, een kleppet is ook goed. Een hoofddeksel. Zet op.
Een hoofd beschermt, begrenst. Kadreert een ruimte
waarbinnen je kunt bestaan, kunt kiezen. Noem dat
vrijheid, een zekere mate van rust. Dat is jouw recht.
Dat is mijn recht. Her eerste en het laatste recht.
De man kijkt gelaten naar beneden, naar de stoep, het klein
onkruid tussen de tegels. Misschien heb je gelijk, ik weet
niet meer wat ik zoek. Maak de laatste tijd ruzie met alles
en iedereen en ik heb juist een geweldige hekel aan ruzie.
Ik zeg, beste man, als je geen ruzie zoekt, wat zoek je dan.
2024
Drie prachtige nieuwe poëziebloemlezingen om uitvoerig bij stil te staan, schreef ik hier. De eerste was Het komt goed, met De mooiste gedichten over GELUK, de andere twee zijn Stip op de horizon en Breuk in de horizon.
Stip op de horizon heeft als ondertitel 80 jaar vrijheid in 80 gedichten en is samengesteld door Mirjam van Hengel; het woord vooraf is van Ellen Deckwitz. Zij schrijft:
Voor deze bundel werd aan tachtig Nederlandse dichters gevraagd om een vers te schrijven over vrijheid. Het leverde gedichten op over oorlog, vrede en herdenken, over vluchtelingen en ontheemden en ook over wat zo’n woord na tachtig jaar vrede nog behelst. […] Zo suggereert Jan Glas in Hoedendragerslied dat de vrijheid iemand juist te groot kan zijn en werpt Anna Enquist in Liever vrede de vraag op of vrijheid 'steeds nieuwe oorlog' nodig heeft. […]
Uit veel gedichten spreekt de noodzaak om te weten wat vrijheid is en in het verlengde daarvan te weten waar je zelf voor staat. Het leverde gedichten op die stemmen tot nadenken, gedichten die het mogelijk maken om over de schouders van anderen te kijken naar een veranderende wereld. Om het mee eens te zijn of juist hartgrondig mee oneens en zo je geest verder te slijpen. […]
Stip op de horizon biedt een stijlwaaier aan mogelijkheden, emoties en afzetpunten. Waardoor we niet alleen voor onszelf scherper hebben wat vrijheid is, maar ook wat we precies herdenken. En wat uiteindelijk het verdedigen – en het bevechten – waard is.
Liever vrede
Vrijheid heeft steeds nieuwe oorlog nodig. Het begrip
lost op als niet de staat ons tot bezinning dwingt. Drogbeeld
dankzij terreur en dreiging, muren, de gesloten deur.
Wat moet je denken van de spreeuwen op hun vlucht, toonbeeld
van hoogste vrijheid – maar als je het weet: een ijzeren regiem,
formatiedwang, botsing en dood voor elke deserteur.
‘Volg niet de kudde’, lees ik langs de snelweg waar ik voortkruip,
snakkend naar ontsnapping en doodsbang voor wat ik aantref
als het lukt om te ontkomen aan de sleur. Wat wil je dán?
Veel liever vrede. De hoge wateren op weg naar zee, een oever
waar je stil mag zitten zonder straf, de uitgezogen polder in je rug.
Gaan slapen al je weet dat alle kinderen in huis zijn, dromend
in hun bedden. Vrede betekent: alles wat je kwijt was is weer terug.
Wordt vervolgd.