maandag 28 oktober 2024
Poëzie is in je handen wrijven en het koud krijgen [*]
Poëzie is in je handen wrijven en het koud krijgen
Haar inkt is uitermate geschikt om het over onrecht te hebben
(of over Parijs of over een nieuwe lichaam of over de maan)
Volgens Bertolt Brecht moeten we in slechte tijden zingen
over slechte tijden. De dichter Remco Campert schreef dat verzet begint
met jezelf een vraag stellen en dan die vraag aan een ander te stellen
En op zijn beurt zegt Hans Magnus Enzensberger dat woede
en geduld nodig zijn om in de longen van de macht te blazen
Het zijn slechte tijden, ik ben geduldig, mijn vraag is nu
wat als die macht niet leest?
Op papier draai ik een grootse verstorende ritselende revolutie af,
vrij naar Lucebert
Mijn gedicht is de bloeduitstorting van een ingebeelde betoger
2024
[*]
Over de gedichten waarnaar Inghels hierboven verwijst, lees je hier:
Bertolt Brecht: Duistere tijden
Remco Campert: Iemand stelt een vraag
Hans Magnus Enzensberger: In het leesboek voor de bovenbouw
Lucebert: Ik draai een kleine revolutie af
Zaterdag 5 oktober had, traditiegetrouw in TivoliVredenberg in Utrecht, de Nacht van de Poëzie plaats. Deze 41ste editie kreeg als motto: Er is geen nacht oneindig en geen stilte stil. Een dichtregel van M. Vasalis (1909-1998). Ik kies vandaag voor haar gedicht en voor het gedicht van Maarten Inghels, dat staat afgedrukt in de Nachtbundel, die elke bezoeker krijgt uitgereikt. Ook zo’n goede poëziegewoonte.
De krekels
Ik lig met open ogen in het duister
en de gordijnen aadmen op en neer,
ik heb geen lichaam en geen zwaarte meer
mijn geest is rustig en ik luister...
Rondom: het lege land met stenen,
boven: de lege lucht met sterren.
't Begin, duizenden eeuwen her,
heeft nimmer zo nabij geschenen.
Dan wat ik niet had moeten horen:
der krekels hese stroeve stemmen,
miljarden uiterst kleine remmen
schrammend de nacht... die gaat verloren.
– Er is geen rust. Er is geen nacht
oneindig en geen stilte stil.
Geen groot verlangen, geen enkele wil
kan maken, dat hij even wacht,
de eenmaal aangevangen tijd.
Ondanks de schijn van eeuwigheid
in enkle stille ogenblikken
hoor ik voortaan een fijn, schor tikken,
word ik geschonden door het weten:
ook dit wordt langzaam opgesleten.
1940