Gedicht gedacht

 Poëzie is alledaags in de zin dat het voor iedere dag is (Carol Ann Duffy)

Een sinds 2016 dagelijkse en vanaf 1 januari 2020 wekelijkse, maar daarna toch weer iets vakere rubriek met gedichten en gedachten daarover. Het levensmotto blijft: ik ben onderweg om mooie dingen aan te raken.

------

Voor wie een handvat zoekt:
Met de pijl rechts van ARCHIEF (zie onderaan deze pagina) ga je terug naar het vorige jaar;
met de pijl links naar het volgende. Handiger zijn deze links: daarmee ga je naar de 
inhoudsopgaven van 2024-1 (A-F), 2024-2 (G-K), 2024-3 (L-R) en 2024-4 (S-Z),
2023-1 (A t/m K) en 2023-2 (L t/m Z), 
2022-1 (A t/m K), 2022-2 (L t/m Z) 2021-1 (A t/m K), 2021-2 (L t/m Z), 2020-1 
(A t/m K), 2020-2 (L t/m Z), 2019, 20182017 en 2016.

Week 40 - 536-537. Willem Jan Otten: Zien zal ik... [2/4]

zaterdag 12 oktober 2024

Zien zal ik vanuit dit lichaam

1

Heeft zij mij echt waar
aangedaan vannacht?

Ik schoot terdege wakker,
zij het zonder droombewijs,

zonder haar smalle hand
van veertien jaar oud,
gelegd in die van mij,
mijn rechter, zonder

tussen onze handpalmen
het platte witte steentje
dat ik van het gruispad
rond de sportvelden 
had opgeraapt. Of zij.

Nooit hebben we begrepen
wie de eerste was
die het in de ander vlijde.

We zeiden niet heel veel,
twee belletjes in een beek
die elkaar niet moesten raken
toch hebben wij elkaar
en zonder pats geraakt.

War het om raken ging
waren wij elkanders eersteling.

Tenger haar hand en koel,
een raapsel botjes,
van de aangevallen merel
die ze mij eens had laten zien.
hij was nog warm.

Achter de hoge haag
tierde het Pinkstertoernooi,
de krak van hockeysticks.

Wakker schoot ik zonder
het gedroomde, zonder 
in mijn hand haar hand.

2024


Vervolg van gisteren.

Maar liefst vier keer in een paar uur tijd las ik zijn naam: Willem Jan Otten. Bij de post zat de nieuwe Poëziekrant (2024|5) met zijn vaste column. Op de leestafel lag de laatste Tirade (495) met zijn In Memoriam voor Kees Verheul. In de boekhandel wachtten twee boeken: Het komt goed. De mooiste gedichten over Geluk, met daarin niet alleen werk van hem, maar ook de mededeling dat hij de bloemlezing beïnvloedde, en Septemberzee, zijn nieuwe poëziebundel.

De flaptekst van die nieuwe bundel:
De dichtbundels van Willem Jan Otten vormen een levensgang in gedichten. Elk gedicht is dan ook een poging te ontdekken waar de dichter staat, wat het betekent om in het volgende levenstijdperk terecht te komen en in het reine met het moment. Ook in Septemberzee is dat weer het geval: nadat de dichter door een plompverloren kwaal de indruk had gekregen dat hem minder leven was vergund dan voorheen, resulteerde dat vreemd genoeg in de ervaring eindelijk over een zee van tijd te beschikken. 
De ervaring van eindtijd kan ook een begin zijn. Juist als het laatste uur aanbreekt wordt het mogelijk om ‘met bonzend hart ik ben | te horen en ik word’. Welbeschouwd boekt de dichter, schijnbaar zijn einde naderend, tijdwinst. Niet de dood is dan ook het thema van Septemberzee, maar tijd; en niet ‘eeuwigheid’, maar duur. Werkelijk begrijpen doet hij het evengoed niet. 
Vervoerende denkgedichten zijn het, per gedicht een reden van het hart. Gezet in Ottens intieme, raadselachtig lichte toon.


Zien zal ik vanuit dit lichaam

2

Je zult me niet geloven,
maar zesenvijftig jaar na dato,
en dertig na je dood,

besta ik nog, compleet
met bonzend hart,
zodra ik het opnieuw besef:

jou ben ik van iedereen
het finaalst vergeten

je stem, je hand, het steentje
en je botjes merelwarm.

Steeds weer ben jij heen,
heen zoals een wieling
uit een bron geweld
de onvergeten Lethe in
verdwijnt en wordt.


Wordt vervolgd.

Archief 2024