donderdag 03 oktober 2024
Sander Om uit Kennebom
haste zijn waar in de kissenvom,
schoetste zijn poenen met kindapaas,
reed op zijn faceriets naar Gillehom.
Fietste bijna even zuur
met zijn tranden op de happers
en zijn stoeten aan het vuur.
Waar maarom toch, waar maarom?
Sander Om zei: Hoet je moren,
moverorgen om talfhien
trouw ik met mijn stuurvrouw Bien,
dan ben ik de guidebrom.
Daarom kil ik naar de wapper
maar de dus vind ik te buur.
Als mijn schol straks is geboren
en mijn knor straks is gesnipt
en ik da staar met mijn oed hop,
pak in ’t strak van teen tot top
met mijn mooiste strindervlik,
zegt mijn broorverliefde smuid:
Batteschoutje, ponnehon,
aai je drom en drom en drom,
jaar nou wil ik kijven blijken,
wat zie jij er achtig pruit!
2024
Judy Elfferich (1957) is vooral bekend van haar nonsensgedichten. Zoals het bovenstaande. Bette Westera (1958) is al jaren onmisbaar in deze Gedicht Gedacht-rubriek en in Dichter. Ook van haar twee gedichten in Dichter 33, waaronder Groepsfoto.
Tien steekt zijn tong uit, Souraya zit achterstevoren.
Mo houdt twee vingers omhoog, dus Tamara heeft oren.
Aiden geeft Annemarieke een por in haar zij.
Die valt van de tafel, op Sven, en die valt weer op mij.
Ik blijf overeind, maar ik knal met mijn kin op de bank.
Ik zeg nog wel ‘cheese’, maar het helpt niet, je ziet dat ik jank.
Marina is boos, want ze mocht niet naast Jeremy staan.
Aljosja heeft overal snot, net als Dennis en Daan.
Sofia is ziek, die moet spugen. Jan-Willem is zoek.
Lianne moest plassen, die doet het hier net in haar broek.
Maxime eet een appel en Adriaan staat op zijn kop.
Die had nieuwe schoenen die dag, dus die moesten erop.
Het hoofd van Suzan zit precies achter Adriaans schoen.
En achter Suzan geeft Samira Johannes een zoen.
Juf Jenneke heeft zich verslikt in haar laatste kop koffie
en Mitch staat erop in zijn eeuwige Feyenoord-kloffie.
Wen-Chang houdt zijn hand voor de ogen van Else-Marijn.
Ik vind het een prachtige foto: precies hoe we zijn.
Ook Hans Kuyper (1962) leverde twee bijdragen en met hem zijn we weer bij hoe we begonnen: ‘volwassen’ gedichten voor kinderen vanaf 6, zoals we lezen in Wachtwoord.
Hoe oud was jij toen je
voor de eerste keer bil zei?
Was je twee en werd het lib en moest
iedereen vertederd lachen? Of was je al
wat ouder en vond men je redelijk vervelend?
Was je toch weer jong en dronken, begreep
niemand het verder of schreef je het in een versje
en werd je daardoor zelfs tot koningin gekroond?
Mompelde je het voor je uit in je stoel bij
het raam en suste de verpleging
dat het er helaas allemaal bij hoorde?
Zei je het een allerlaatste keer en bleek
het een wachtwoord, noodde Petrus je
binnen, lachte, stak een hand uit:
‘Zo, dat is lang geleden!
Waar was je al die tijd?’