Gedicht gedacht

 Poëzie is alledaags in de zin dat het voor iedere dag is (Carol Ann Duffy)

Een sinds 2016 dagelijkse en vanaf 1 januari 2020 wekelijkse, maar daarna toch weer iets vakere rubriek met gedichten en gedachten daarover. Het levensmotto blijft: ik ben onderweg om mooie dingen aan te raken.

------

Voor wie een handvat zoekt:
Met de pijl rechts van ARCHIEF (zie onderaan deze pagina) ga je terug naar het vorige jaar;
met de pijl links naar het volgende. Handiger zijn deze links: daarmee ga je naar de 
inhoudsopgaven van 2024-1 (A-F), 2024-2 (G-K), 2024-3 (L-R) en 2024-4 (S-Z),
2023-1 (A t/m K) en 2023-2 (L t/m Z), 
2022-1 (A t/m K), 2022-2 (L t/m Z) 2021-1 (A t/m K), 2021-2 (L t/m Z), 2020-1 
(A t/m K), 2020-2 (L t/m Z), 2019, 20182017 en 2016.

Week 39 - 517-518. T. van Deel: Weg

dinsdag 01 oktober 2024

Niet altijd wijst de weg zichzelf. Er zijn er
die zich verliezen in steeds meer en steeds
minder doorzichtige stenige zijpaden, in omhoog
en omlaag zonder duidelijk doel, en nog altijd
is het een weg, met de sporen die daarop wijzen.
Misschien, denk je ergens, halverwege of waar
het ook mag zijn, als je in kalme angst meent
verdwaald te zijn en zelfs de weg terug nooit
meer te zullen vinden, misschien is er een oog
dat deze verwarde weg ziet als een rechte lijn,
als een pijl, die zonder omhaal afvliegt op
het doel. Vertrouw daarom de weg, altijd, want
hoe dan ook, hij komt aan, anders was hij er niet.

1994


Er is weer een nieuwe Dichter, de kwartaalbundel – steeds ruim honderd pagina’s dik, in kleur en fraai geïllustreerd door steeds een andere beeldend kunstenaar – met gedichten voor kinderen van 6 tot 106




Nummer 33 heeft Lekker eigenwijs als thema. Niet voor niets is dat ook het thema van de Kinderboekenweek, die 1 oktober start.
In het voorwoord citeert hoofdredacteur Mia Goes T. van Deel ter illustratie van het gegeven dat er mooie dingen komen van lekker eigenwijs zijn. Goes:
Wil je het ook eens proberen? De eigenwijze gedichten van al die eigenwijze dichters in dit eigenwijze tijdschrift helpen je vast op weg. Gewoon gaan. En voor wie soms nog wat twijfelt, had de dichter T. van Deel een heel mooi advies. Dat is het (bovenstaande) gedicht van vandaag – bonus bij de 45 gedichten die de bundel rijks is. 
Nieuw werk van tal van vaste medewerkers als routiniers Ineke Holzhaus, Johanna Kruit, Joke van Leeuwen, Erik van Os en Bette Westera en onbekendere namen als Margriet Breet, Baba Kirkuki, Greetje Kruidhof, Ali Serik en Ymke Swart. Daarbij is het opvallend en prijzenswaardig dat er bij de selectie van hun namen en werk steeds iets meer ruimte komt voor gedichten voor de oudere lezers – zij die richting de 106 gaan dus – en Dichter zich niet per se meer richt op kinderpoëzie voor kinderen dichter bij de 6. In de maatschappij legt men de lat van begrijpend lezen steeds lager om ook de minder geletterde lezers en luisteraars te bereiken; Annie Schmidt, Willem Wilmink en veel andere auteurs waren juist van mening dat je die lat hoog moet leggen om die doelgroep te prikkelen hun niveau op te krikken. Een goed voorbeeld van die keuze is het prachtige gedicht Verschil van Kees Spiering.

Verschil

Mijn moeder vindt mijn vriendin voor mij en ons gezin
plusminus zo passend als piercings voor onze koningin.

Haar kleine kromme vader knikt liever dan ie praat,
gooit hooi, schept stront, draagt alleen op zondagochtend
geen overall. Als een dagelijks gepest vuilnishondje
buigt hij zich binnenshuis nóg kleiner dan ie is,
sluipt hij, schudt knikt zwijgt hij
na woorden met een vraagteken erachter.

Haar plompe moeder spreekt uitsluitend dialect.
Draagt alleen op zondagmorgen geen schort.
Onverstaanbaar mompelend, gedachten God weet waar,
doet ze de rest van de week wat Hij, kerkgenoten,
kinderen, echtgenoot en zijzelf van haar verwachten.
Wekken, dekken, zetten, ruimen, schonen, koken.

Hun dochter loopt niet, zoals ik, college. Scoorde negens,
ging van school zodra ze mocht. Haar dorp wil niet vooruit,
niet verder dan ’59. Kinderen dromen er stiekem, wetend
wat in beton woordloos wordt verwacht. Kerk, werk. ‘ja’,
wieg. Dus is mijn vriendin caissière in de Jumbo
twee dorpen verderop. Ze rookt halfzware, net als haar vader,

durft bij ons thuis ongevraagd niet te praten, kijkt naar
onze kasten, muren, borden als stonden er schilderijen in,
hingen er asperges aan, werden er boeken op geserveerd,
medium rare gebakken. Ze weet dat er oorlog is, maar niet
wáár, drinkt graag Grolsch (géén wijn), leest alleen
haar telefoon, houdt van mij, geeft vóór ik neem, fluistert:

‘écht voorgoed?’ En ik weet wat ik zeggen moet, dat ik
blijven wil, vrijen wil, maar vandaag al tegenzin vertrek
omdat ik zeker weet ooit te willen gaan. Ik wil mij
in het studentencafé niet schamen, wil worden begrepen
wanneer ik praat over wat niemand kan zien, wil iemand
náást – niet achter mij, maar nu mijn moeder mijn vader

zo ver heeft gekregen dat ie praat, praat zoals hij
niet eerder tegen mij praatte, zinnen uitspreekt die
hij écht niet zelf bedacht – ‘ander soort mensen’,
‘niet van jouw niveau’ – kijk ik zoals ik nog nooit 
naar zijn ogen heb gekeken. Zeg ik: ‘Ik hou van haar,
live with it, ik ga nú naar haar toe.’


Wordt vervolgd.

Archief 2024