woensdag 11 september 2024
unitas – blauw geel ‘38
na het eten ga ik met mijn schoonvader
voetbaluitslagen op teletekst kijken, ik ben
benieuwd wat nac vanavond gaat doen, zeg ik, ja,
zegt hij. hij laat het geluid van de reclames
op de achtergrond aan staan. breng sfeer
en gezelligheid door je favoriete snacks
met vrienden en familie te delen. ik eet
een bugle. wanneer het gekraak weg is
hoor ik nog steeds het gehuil op de gang.
mijn vriendin zegt zachte woorden als
‘rustig nou maar’ tegen haar moeder maar
de woorden klinken hol in de hal
waar ze staan, alsof ze op weg zijn
naar een andere ruimte. ik hoop dat je
nu wel een keertje klaar bent met dat geschrijf
zegt mijn schoonvader. ik eet een bugle.
je hebt twee masters, je kan toch wel
meer verdienen. ik vraag wat hij bedoelt
met verdienen, maar ik vraag het mezelf af terwijl ik
een bugle eet. op de gang is mijn vriendin gestopt
met ‘rustig nou maar’ zeggen en teletekst vertoont
de pagina’s met topklassevoetbal. mijn schoonvader
leest soms wat hardop, maar ik ken de namen niet
en kan niet reageren, ik ken de woorden niet
om een gesprek te voeren denk ik terwijl we
de ochtend erop in de trein naar huis zitten,
mijn vriendin zit naast me, drie coupés verderop,
ik pak haar hand, maar het is haar sjaal.
ze grijpt ernaar en doet ‘m om. we kijken naar buiten.
het is zachtjes wasberen gaan sneeuwen.
in de volkstuinen ligt het al twee beren dik.
2024
Eind 2020 schreef ik over zijn bundel Parkplan (lees hier). Zo nu en dan verschijnt er nieuwe poëzie van Wout Waanders (1989) in Hollands Maandblad, zoals nu in nummer 8/9.