maandag 09 september 2024
Bont en blauw
[Luister hier]
Met een zonnebril op bij de slager,
waar niemand iets durft te vragen.
Een biefstuk van drie ons,
want daar houdt-ie zo van.
Zijn vaste kratje bier sleept ze de trap op,
zachtjes, voor de buren.
Ze beschermt alleen haar gezicht
als hij haar wil slaan.
Maar hij wordt alleen maar steeds kwader,
omdat ze zich niet tegen hem verweert
En ze schaamt zich, voor de buren.
Van de keukentrap gevallen,
een ongelukje met haar fiets.
Ze heeft haar antwoord klaar,
maar het glimlachen erbij doet pijn.
Bont en blauw, bont en blauw,
terwijl hij zegt dat hij van haar houdt.
En weggedoken in de bank
troost ze zich met de gedachte
dat het niet de drank is,
maar meer iets in zijn hoofd.
En terwijl hij schreeuwend staat te schelden,
denkt zij alleen maar… aan de buren.
En weggaan doet ze niet. Ze heeft het geprobeerd,
maar ze kan het niet.
Hij hoeft maar op te bellen en ze gaat terug.
Ze kan niet zonder kerel
en wat moet hij zonder haar?
Bont en blauw, bont en blauw
en hij huilt dat hij van haar houdt.
En als ze onder hem ligt,
dan hoopt ze op het moment
dat het voorbij is, dat hij klaar is
en in slaap valt.
Ze wou maar dat hij er niet zo bij schreeuwde:
de buren horen alles.
Ze luistert naar zijn snurken,
ruikt de lucht van zweet en bier
en als hij vreselijk moet hoesten,
hoopt ze even dat hij erin blijft
en ze schaamt zich.
Bont en blauw, bont en blauw
en hij zweert dat hij van haar houdt.
Bont en blauw, bont en blauw
en zij gelooft dat ze van hem houdt.
1994
Vervolg van gisteren.
Paul de Munnik in de door hem samengestelde bundel Ik heb een steen verlegd:
Bram en de liefde is het rijkst gevulde hoofdstuk in dit boek. Sowieso gaan in deze wereld de meest populaire liedjes over de liefde, maar Bram wist daar een aantal lagen aan toe te voegen. Hier gaat het niet over de rozenblaadjes en de maneschijn of over het zoete gebroken hart…
Bont en blauw en Koud zijn beide afkomstig van het album
Achter mijn ogen (1994)
Koud
[Luister hier]
Straks gaat-ie vragen waar de krant is
en die ligt dan gewoon op tafel.
Straks gaat-ie vragen hoe laat we eten
en dan zeg ik: ‘Om zeven uur.’
Straks gaat-ie zitten voor de televisie,
fietsen langs de kanalen,
alsof-ie tijd heeft in te halen.
Straks gaat-ie eten alsof hij haast heeft,
zijn ogen dwalen af naar de tv.
Straks gaat-ie hoesten van het slikken
tot de tranen in zijn ogen staan.
Straks gaat-ie zeggen: ‘Het was lekker’
en dat het weer heel veel was vandaag
en dat-ie last heeft van zijn maag.
Straks gaat-ie liggen op de bank,
dan ruim ik de tafel op.
Straks gaat-ie vragen: ‘Is er koffie?’
en dan zet ik het water op.
Straks gaat-ie vragen hoe mijn dag was,
maar mijn antwoord hoort hij niet
omdat-ie in de krant iets ziet.
Koud, koud.
Ik heb het zo koud, koud.
Zo vreselijk, zo vreselijk…
Straks gaat-ie zeggen dat hij moe is
en zeker vroeg naar bed gaat vandaag.
Straks gaat-ie toch niet met me mee,
dan is er meestal iets van sport.
Straks gaat-ie zeggen: ‘Ik kom zo.
Even een biertje erbij.’
Hij zal heel stil doen voor mij.
Koud, koud.
Ik heb het zo koud, koud.
Zo vreselijk, zo vreselijk…
Straks gaat-ie vragen of ik slaap,
zijn hand zoekt waar ik ben.
Straks gaat-ie aaien over mijn rug
en zeggen dat ik lief ben vooral.
Straks gaat-ie zuchten en draait zich af.
Hij denkt dat ik niet wil
en dat is ook zo.
Koud, koud.
Ik heb het zo koud, koud.
Zo vreselijk, zo vreselijk…
Het is koud als niemand van je houdt
Het is koud als je van niemand houdt.
1994
Wordt vervolgd.