Gedicht gedacht

 Poëzie is alledaags in de zin dat het voor iedere dag is (Carol Ann Duffy)

Een sinds 2016 dagelijkse en vanaf 1 januari 2020 wekelijkse, maar daarna toch weer iets vakere rubriek met gedichten en gedachten daarover. Het levensmotto blijft: ik ben onderweg om mooie dingen aan te raken.

------

Voor wie een handvat zoekt:
Met de pijl rechts van ARCHIEF (zie onderaan deze pagina) ga je terug naar het vorige jaar;
met de pijl links naar het volgende. Handiger zijn deze links: daarmee ga je naar de 
inhoudsopgaven van 2024-1 (A-F), 2024-2 (G-K), 2024-3 (L-R) en 2024-4 (S-Z),
2023-1 (A t/m K) en 2023-2 (L t/m Z), 
2022-1 (A t/m K), 2022-2 (L t/m Z) 2021-1 (A t/m K), 2021-2 (L t/m Z), 2020-1 
(A t/m K), 2020-2 (L t/m Z), 2019, 20182017 en 2016.

Week 35 - 476-477. Friso Wiegersma: Lieveling

maandag 02 september 2024

[Luister hier]

Als ik denk aan al die jaren
Jaren dat we samen waren 
Altijd samen, jij en ik
Als ik denk aan ons verleden 
Hoe we alles samen deden 
Word ik stil een ogenblik 
En ik denk 

Ja, dan denk ik aan die meiden 
Die ik nooit heb kunnen krijgen
Omdat jij me in de weg zat 
En dan denk ik bij m’n eigen 
Aan die wilde avonturen 
Die ik steeds moest laten schieten 
Omdat jij dan zat te wachten 
Met een schaaltje rooie bieten

Aan die keer dat ik op reis ging 
En Margot m'n bed zou delen
O Margot zo welgeschapen
Om het overspel te spelen 
Maar ik kreeg die blindedarm 
En in plaats van wilde nachten, 
Zat jij met een bossie tulpen 
In het ziekenhuis te wachten
Want jouw streep liep altijd door 
Mijn seksuele rekening 
Lieveling lieveling lieveling 

Als ik denk aan ons verleden 
Hoe we alles samendeden
Alles samen, jij en ik. 
Als ik denk aan al die dingen 
Maken die herinneringen 
Mij héél stil een ogenblik
En ik denk 

Hoe ik steeds als jij in zee ging 
In een strandstoel zat te hopen 
IJdele hoop want jij kwam altijd 
Weer de golven uitgekropen 
En dan denk ik waarom moeten 
Anderen toch altijd boffen 
Want jij staat toch ook te koken 
En jouw gas kan ook ontploffen 

En ons huis heeft toch ook trappen 
Waar de loper los kan raken 
Waarom wil geen tram of auto 
Ooit bij jou 'ns brokken maken 
Maar jij bent niet stuk te krijgen
Helder staat me dat voor ogen
Jij wordt later opgegraven 
Door verbaasde archeologen
Onbeschadigd, onveranderd 
Als een prehistorisch ding 
Lieveling lieveling lieveling

Maar dan zijn er van die nachten
Dat die bittere gedachten 
Al die weerzin, dat verwijt 
Mij zo vreselijk berouwen 
En dan ben ik niet te houen 
Want dan breekt mijn hart van spijt
Bitt’re spijt 

Spijt dat ik met jou getrouwd ben 
Dat ik dacht het zal wel lukken
Ja, nou weet ik, je kunt beter 
De vierdaagse doen op krukken
Spijt dat ik niet heb geluisterd 
Naar m'n broers die toen al zeien
Man, je kunt nog beter trouwen 
Met een vrachtauto vol keien 

Spijt dat ik niet van de centen 
Die jij na mijn dood zult vangen 
Alle meiden van de wallen 
Met bijoux heb volgehangen 
Ik heb spijt dat ik zo'n sul was
Dat ik nooit ben weggelopen 
Maar toch tegen beter weten 
Op verandering bleef hopen
Ik bleef nog op gratie hopen 
Toen ik al aan de galg hing 
Lieveling lieveling lieveling 

1971


Vervolg van gisteren.







Friso Wiegersma in Telkens weer het dorp (2000), met zijn persoonlijke keuze uit zijn repertoire:
Lieveling is het lied waarover kunstbroeders me vrij geregeld aanspreken met de opmerking: ‘Dat zou ik zelf geschreven willen hebben.’ Het was een van de succesnummers van Wim en toch was het bijna niet zo ver gekomen. Wim was buitengewoon huiverig voor dit nummer omdat, naar hij dacht, het cynisme ervan zijn imago zou schaden. En hij vond dat niet alleen, een stel welmenende kennissen raadden het hem ten sterkste af. Grof vonden zij het – en woedend was ik, net zoals Ruud Bos, die Wim begeleidde en er de uitstekende muziek voor schreef. ‘Doe toch niet zo truttig, Wim’, riepen we dan en uiteindelijk wilde hij het toch proberen, maar onder voorwaarden dat ik nog een romantisch liefdesliedje in de show zou schrijven om de pil te vergulden. Dat deed ik dan en het werd Ik zou met jou.
Ik herinner me nog de avond dat Wim me, na een try-out, vanuit de provincie opbelde met de woorden: ‘Ik heb het gedaan!’ Wat hij gedaan had, hoefde ik al niet meer te vragen – Lieveling natuurlijk. ‘En,’ zei hij erbij, ‘het is een moordhit, ze lachen zich gek en de vrouwen lachen het hardst, dat liefdesliedje kunnen we wel vergeten.’ Achteraf vergat hij het toch niet helemaal (zuinig als hij was op teksten die hij goed vond), hij zette Ik zou met jou op de plaat en Lieveling ging een eigen bestaan leiden, soms bewonderd, maar soms (ook nu nog) verguisd – beter dan onopgemerkt, denk ik dan maar. Maar verbazen doet het me nog steeds. Echtparen zijn toch niet altijd zou liefdevol tegen elkaar? Dat is, dacht ik, een waarheid als een koe. Maar er zijn toch altijd weer mensen die die koe niet graag tegenkomen. En bijna altijd zijn dat mannen, mannen die ‘de vrouw’ nog steeds liefst als Sneeuwwitje willen blijven zien. Wim had gelijk: de vrouwen lachen het hardst, realisten die ze zijn.


Ik zou met jou

[Luister hier]

Ik zou met jou in rode kamers
In de tijden van Couperus
Willen kwijnen bij een haardvuur 
Als het buiten lelijk weer is
Over onze kleine zielen 
Kwijnend spreken met elkaar
En je hand gaat naar je kapsel 
Met een languissant gebaar

Maar de tijden zijn veranderd 
En we rennen door de straten
En hoe kan ik in die herrie 
Over onze zielen praten
Maar dan sta je bij een stoplicht 
Op de hoek van het trottoir
En je hand gaat naar je kapsel 
Met een languissant gebaar

En de tijd staat stil, ik sta te kijken
Zoals ik vroeger ook naar jou gekeken hebben zou
Zoals ik over duizend jaar naar jou zal kijken
Want hoe het ook mag lopen, ik kom altijd uit bij jou

Ik zou met jou op groene heuvels
In de tijd der Renaissance
Willen wandelen in de lente
Door de dorpen rond Florence
Hoogst verfijnde jongelieden 
Spelen liederen op hun fluit
En met neergeslagen ogen 
Zing je zachtjes voor je uit

Maar de tijden zijn veranderd 
En we wonen op een flatje
Met het uitzicht op antennes
Zitten op een divan-bedje
Maar dan zet je de pick-up aan
Bij het denderend geluid
Van elektrische gitaren 
Zing je zachtjes voor je uit

En de tijd staat stil, ik zit te luist'ren
Zoals ik vroeger ook naar jou geluisterd hebben zou
Zoals ik over duizend jaren weer naar jou zou luist'ren
Want hoe ‘t ook mag lopen, ik kom altijd uit bij jou

Ik zou met jou zo graag alleen zijn
Alles om ons heen vergeten
En met jou m'n leven slijten 
Totdat het is opgesleten
Samen, samen honderd worden 
Als een stokoud vogelpaar
Samen zitten op een bankje 
Met de handen in elkaar

Maar de tijd die speelt je parten
Alles kan zo anders lopen
En wat blijft me anders over 
Dan het beste maar te hopen
En van jou te blijven houden 
Zoals ik nu van je hou
En aan jou te blijven denken 
Als je ooit verdwijnen zou

Want de tijd staat stil, als ik aan jou denk
Dan weet ik zeker dat er niets verand'ren zou
Wanneer ik over duizend jaren terug zou komen
Want hoe het ook mag lopen, ik kom altijd uit bij jou

1972

Wordt vervolgd.

Archief 2024