Gedicht gedacht

 Poëzie is alledaags in de zin dat het voor iedere dag is (Carol Ann Duffy)

Een sinds 2016 dagelijkse en vanaf 1 januari 2020 wekelijkse, maar daarna toch weer iets vakere rubriek met gedichten en gedachten daarover. Het levensmotto blijft: ik ben onderweg om mooie dingen aan te raken.

------

Voor wie een handvat zoekt:
Met de pijl rechts van ARCHIEF (zie onderaan deze pagina) ga je terug naar het vorige jaar;
met de pijl links naar het volgende. Handiger zijn deze links: daarmee ga je naar de 
inhoudsopgaven van 2024-1 (A-F), 2024-2 (G-K), 2024-3 (L-R) en 2024-4 (S-Z),
2023-1 (A t/m K) en 2023-2 (L t/m Z), 
2022-1 (A t/m K), 2022-2 (L t/m Z) 2021-1 (A t/m K), 2021-2 (L t/m Z), 2020-1 
(A t/m K), 2020-2 (L t/m Z), 2019, 20182017 en 2016.

Week 34 - 465-466. Ernst Jansz: Dan huilt mijn hart

dinsdag 27 augustus 2024

[Kijk en luister hier.]
Vertolking door Ernst en (dochter) Luna Jansz.
Zij schreef ook de muziek.


Als de zon opgaat boven de stad 
Waar ik jou, o jou heb liefgehad 
Waar wij onze levens deelden 
En onze kinderen speelden 
Waar nu nog slechts ruïnes staan 
Want legers zijn voorbijgegaan 
Dan huilt mijn hart 
Mijn droeve hart 

Als de zon opgaat boven het veld 
En de doden zijn, de doden zijn geteld 
Onze zonen onze vaders 
Zij die zijn verraden 
Verkwanseld voor een ideaal 
Een droom een god, een generaal 
Dan huilt mijn hart 
Mijn droeve hart 

Als de zon opgaat bij de rivier 
En jij, mijn lief, bent niet meer hier 
De tuinen zijn verlaten 
Verscheurd zijn ook de straten 
Dan dwaal ik waar geen stad meer is 
Een haveloze erfenis 
Dan huilt mijn hart 
Mijn droeve hart 

2017


Prachtig interview met Ernst Jansz (1948), zaterdag 17 augustus, in de Tien Geboden-serie van Arjen Visser voor Trouw. Reden om in deze rubriek, waarin ik pas één keer stil stond bij zijn werk (zie hier), aandacht aan de liederen van Jansz te besteden. Nee, niet die voor de band Doe Maar, waarvan hij de oprichter was, maar die van daarna, toen hij solo ging optreden. En ik citeer daarbij uit het genoemde Tien Geboden-interview. Vandaag naar aanleiding van het Vijfde Gebod: Eer uw vader en moeder.

‘Mijn moeder was heel makkelijk te eren. Ik was voorbestemd te gaan studeren, maar werd een hippie die liever de hele dag blowde en muziek maakte. Daar heeft ze nooit één afkeurend woord over gesproken. Ik brak mijn studie af en vertrok met een bandje (CCC Inc., opgericht in 1966) naar Neerkant in de Brabantse Peel om daar een commune te beginnen. Mijn moeder kwam regelmatig bij ons langs om onverstoorbaar, opgewekt als altijd, op te ruimen en de was te doen. Op een dag was ik haar kwijt. Ik zocht haar overal en vond haar uiteindelijk buiten, tussen de waslijnen vol wapperende lakens. Ze zat op de grond en huilde. Dat was de eerste keer dat ze haar verdriet liet zien. En misschien was het voor mij ook de eerste keer dat het tot me doordrong dat ze zich misschien wel zorgen maakte over mijn toekomst.’
‘Ik heb mijn moeder eigenlijk pas na de dood van mijn vader goed leren kennen. Voor die tijd was ik vooral op hem gericht. Hij was mijn grootste vriend, mijn held. En als hij down – zo noemden we dat – was, deed ik er alles aan hem weer vrolijk te krijgen. Hij verstopte zich in een ruimte tussen de kast en de muur. Soms stond hij ineens in de hoek van de kamer te schreeuwen: "Mama, mama, ze komen me halen, ze komen me halen!"






'Mijn ouders hebben tijdens de Tweede Wereldoorlog allebei in het verzet gezeten. Ze werden verraden en gearresteerd. Mijn moeder bracht ruim vier weken in het Scheveningse Oranjehotel door, mijn vader werd in de gevangenis aan de Weteringschans in Amsterdam opgesloten. Daar heeft hij, voordat hij in concentratiekamp Amersfoort terechtkwam, een maand lang in een dodencel gezeten.’
'Mijn moeder vertelde dat ze op vloeipapier geschreven, in wasgoed gesmokkelde briefjes van hem kreeg. Hij werd in zijn cel heel gelovig, zag – met de dood voor ogen – zijn plaats in het grotere geheel, voelde zich sterk en wonderbaarlijk helder. Na de oorlog zette hij alles op alles om verraders op te sporen en maakte hij zich sterk voor een onafhankelijk Indonesië. Langzaam maar zeker – het verzetswerk werd nauwelijks erkend en Indonesië kreeg zijn vrijheid niet terug – begon hij in te storten. De psychiater die mijn ouders bezochten had er inmiddels een woord voor: het concentratiekampsyndroom.’
‘Ik was als een vader voor hem, maar toen brak mijn schooltijd aan. Ik ontdekte allerlei nieuwe dingen, ging met de leukste meisjes om, kreeg mijn eerste, echte vriend. Mijn vader stierf op zijn vijftigste aan kanker. Ik was zeventien. Bij het opruimen van zijn spullen, vonden we in zijn Bijbel een brief, aan mij gericht, waarin hij schreef dat hij zich door iedereen in de steek gelaten voelde en: "toen verloor ik ook jou, als laatste."'
'Het kostte een half mensenleven om die klap te verwerken. Ik heb destijds ook niet kunnen huilen. Veel later ben ik weleens kwaad geweest dat hij zich zoiets vreselijks had ingebeeld.’
‘Ik ben nooit op zoek gegaan naar een vaderfiguur, maar in Neerkant hadden we een buurman, een boer, Nolleke, die ons – langharig tuig – overal enorm mee heeft geholpen. Ik was heel erg gesteld op die man en toen hij kwam te overlijden, moest ik vreselijk huilen. Ik kon haast niet meer stoppen, zó verdrietig was ik. Natuurlijk, die tranen waren ook voor mijn vader en over het besef dat ik hem nooit heb kunnen tegenspreken; dat ik hem helemaal niet in de steek had gelaten; dat het juist mijn levensvervulling was hem gelukkig te maken.’
‘Het afscheid van mijn moeder was niet moeilijk. Zo’n leuke, lieve vrouw. Er was niets wat ik nog had willen weten, geen dingen die uitgepraat hadden moeten worden. Ze is negenentachtig geworden, bijna negentig. Er stond nog een afspraak met de kapper, maar ze had kennelijk bedacht dat het niet langer nodig was en is stilletjes vertrokken.’


De ballade van Nina bobo

[Beluister hier.]


zo volgde ik mijn vaders spoor
van Indië naar hier
waar hij voorgoed zijn hart verloor
in tijden van plezier
zij viel ook voor zijn schoon tenue
zijn glimlach en zijn charme
mag ik deze dans van u?
zij zweefde in zijn armen

wat ben je mooi, heeft hij gezegd
en wat heb je mooie handen
zij zweeg en hield haar schouders recht
maar voelde tranen branden
zij dacht: mijn zinnen liegen niet
miste haar trein en zo
zong hij haar daar een wiegenlied
van Nina bobo

nonni nonni manis
o Nina bobo [1]

zij trouwden en de oorlog kwam
met onderdrukking en geweld
en wie de vrijheid ernstig nam
werd ongewild een held
zij is zijn gangen nagegaan
tot aan kamp Amersfoort
zij heeft er aan de poort gestaan
van haar geliefde niets gehoord

geen brief geen naam geen doodsbericht
terwijl zijn geur vervaagt
in het bed waar zij te wachten ligt
en om een wonder vraagt
tot op een dag men horen kon:
hij leeft hij komt eraan
zij beefde in de avondzon
en liet haar tranen gaan

nonni nonni manis
o Nina bobo

niet lang daarna als een gedicht
schreef hij in letters schoon:
zag hier vandaag het levenslicht
mijn trots mijn troost mijn zoon
zo hoopvol nog de morgenstond
het was bij de kinderwagen
dat zij het verlangen niet weerstond
naar aandacht en behagen

en wat de vijand niet vermocht
dat deed de liefde wel
waar ik bij jou de hemel zocht
vond ik, mijn lief, de hel
zo kwijnde hij dan van verdriet
zij riep: vergeef mij, oh!
en zong hem wiegend daar het lied
van Nina Bobo

in smetloos wit stierf hij tot slot
ver in de lage landen
en zo nam hij zijn eigen lot
weer uit haar mooie handen
zijn geur zijn naam zelfs zijn gezicht
zijn met de tijd vervaagd
in het bed waar zij te wachten ligt
en om geen gunst meer vraagt

hier eindigt dan mijn vaders spoor
een oude vrouw het meisje
aan wie hij eens zijn hart verloor
zing ik een Indisch wijsje
zo zong zij ooit voor mij als kind
daar bij de kinderwagen
wie in dit leven vrede vindt
hoeft verder niets te vragen

nonni nonni manis
o Nina bobo

[1] lief meisjeslaap zacht

2005

Archief 2024