Gedicht gedacht

 Poëzie is alledaags in de zin dat het voor iedere dag is (Carol Ann Duffy)

Een sinds 2016 dagelijkse en vanaf 1 januari 2020 wekelijkse, maar daarna toch weer iets vakere rubriek met gedichten en gedachten daarover. Het levensmotto blijft: ik ben onderweg om mooie dingen aan te raken.

------

Voor wie een handvat zoekt:
Met de pijl rechts van ARCHIEF (zie onderaan deze pagina) ga je terug naar het vorige jaar;
met de pijl links naar het volgende. Handiger zijn deze links: daarmee ga je naar de 
inhoudsopgaven van 2024-1 (A-F), 2024-2 (G-K), 2024-3 (L-R) en 2024-4 (S-Z),
2023-1 (A t/m K) en 2023-2 (L t/m Z), 
2022-1 (A t/m K), 2022-2 (L t/m Z) 2021-1 (A t/m K), 2021-2 (L t/m Z), 2020-1 
(A t/m K), 2020-2 (L t/m Z), 2019, 20182017 en 2016.

Week 31 - 429-430. Shel Silverstein: Sylvia's moeder

donderdag 08 augustus 2024

[Beluister hier:
Jan Rot: Sylvia’s moeder, 2012;
Doctor Hook: Sylvia’s mother, 1972.]

Sylvia’s moeder zegt: ‘Sylvia wil niet,
ze wil, denk ik, niet aan de lijn.’
Sylvia’s moeder zegt: ‘Sylvia is dapper,
ze bijt zich vanzelf door de pijn.’
Sylvia’s moeder zegt: ‘Sylvia is happy,
dus doe haar een lol en verdwijn.’

‘En uw beltegoed,’ meldt 
de Telfort-dame schel,
‘is nul euro tachtig.’

‘Toe, mevrouw Eversen, geef even Sylvia!
Heus, ik doe het wel snel!
Toe, mevrouw Eversen, ik zeg alleen maar vaarwel.’

Sylvia’s moeder zegt: ‘Sylvia’s koffers
staan klaar, ze vertrekt hier vandaag.’
Sylvia’s moeder zegt: ‘Sylvia gaat trouwen
met een tandarts van buiten Den Haag.’
Sylvia’s moeder zegt: ‘Hoort ze u praten,
dan is het de vraag of ze gaat!’

‘En uw beltegoed,’ meldt 
de Telfort-dame fel,
is nul euro vijftig.’

‘Toe, mevrouw Eversen, geef even Sylvia!
Geef haar eventjes zelf!
Toe, mevrouw Eversen, ik bel alleen maar vaarwel.’

Sylvia’s moeder zegt: ‘Sylvia, haast je,
straks rijden de treinen niet meer.’
Sylvia’s moeder zegt: ‘Ik bel een taxi,
want, Syl, het is beestachtig weer.’
Sylvia’s moeder zegt: ‘Ik ga u hangen
en bel dus maar niet meer, meneer.’

‘En uw beltegoed,’ meldt 
de Telfort-dame schel,
‘is nul euro twintig.’

‘Toe, mevrouw Eversen, geef m’ even Sylvia!
Heus, ik doe het wel snel.
Toe, mevrouw Eversen, ik zeg alleen maar vaarwel.
Zeg haar vaarwel…
Toe, zeg haar vaarwel…
Vaarw-

2012


Zoals in de eerste bijdrage over Shel Silverstein al gemeld (lees hier), is hij niet alleen schrijver en illustrator van boeken, maar ook de auteur-componist van klassiekers uit de popmuziek, zoals The ballad van Lucy Jordan, bekend van Marianne Faithfull, en de twee songs van vandaag: A boy named Sue van Johnny Cash en Sylvia’s mother van Dr. Hook (and The Medicine Show). Dankzij meestervertaler Jan Rot kan ik hier de Nederlandse versies afdrukken en later luisteren.


Mijn naam is Mien

[Kijk en beluister hier:
Jan Rot: Mijn naam is Mien, 2008;
Johnny Cash: A boy named Sue, 1969.]

Mijn vader liep weg, net toen ik kwam 
Liet niks aan mij en niks aan mam 
Dan een stokerij in rum, clandestien 
Maar niet alleen liet-ie ons staan 
Nee, het ergste wat-ie heeft gedaan 
Net voor-ie ging gaf hij me aan… als Mien   

Goed, hij zag het vast als reuzengrap 
En menigeen die lacht zich slap 
Maar ik was bij geboorte androgyn 
De meisjes proestten, ik werd rood 
De jongens, woester, riepen: Poot 
O, het is geen makkie met een naam als Mien

Goed, ik werd dus snel en ik werd gemeen 
Mijn vuist was hard en mijn hart van steen 
Ik trok van stad tot stad en van raam tot raam 
Want ik deed een eed op m’n moeders graf 
Ik zoek ‘m op en ik maak ‘m af 
De gulle gever van die vervloekte naam   

Het was Groningen, de zon stond hoog 
Mijn hemd was nat en mijn keel was droog 
Hoe heet die film: John Wayne ontmoet James Dean 
In een bruine kroeg, ‘t was het Witte Paard 
Zat-ie aan de bar en hij speelde kaart 
De jokerkop die mij verried met Mien   

Ja, je herkent zo’n vent als je eigen pa 
Van een ouwe prent uit je moeders la 
Door een snee op z’n wang en een ranzig reukorgaan 
Hij was groot en krom en kaal en oud 
En ik keek naar hem en mijn bloed werd koud 
En ik zei: Mijn naam is Mien! Lang niet gezien! 
En jij gaat eraan! Ga maar staan!

Goed, ik sla hem snoeihard voor z’n kop 
En hij gaat neer, maar komt weer op 
Trekt zijn mes en jaapt zo m’n linkeroor 
Maar ik sloeg een stoel recht in zijn smoel 
En dwars door de ruit met gekrijs, gejoel 
En op straat in het glas en de stront vochten we door 

Ik kreeg wel groter gasten klein 
(Maar weet zo gauw niet wie dat zijn)
Hij klauwde als een beer en hij beet als een krokodil 
Ik hoorde een lach en hij vloekte goor 
En-ie trok z’n gun, maar ik was ‘m voor 
En hij stond daar stil en keek, zijn blik werd mild 

En hij zei: zoon, het leven is een harde strijd 
En een zwakke man, die wordt een meid 
En ik wist dat ik je niet tot steun kon zijn 
Dus ik gaf je die naam en ik zei vaarwel 
En bleef je een kneus werd die naam een hel 
Dus mét zo’n naam kwam je vanzelf wel overeind   

Hij zei: Ik heb net gezien hoe verwoed je vecht 
En ik snap je wrok en je hebt het recht 
Dus schiet me neer als je denkt dat ik dat verdien 
Maar bedank me eerst met je grote mond 
Voor de ballen in je ziel en het kruit in je kont 
Want ik ben de etterbak die dacht aan Mien   
(En ja hoor, ik grien, ik grien...) 

Ik was diep geraakt, dus geen blauwe boon 
En ik noemde ‘m pa en hij mij zijn zoon 
En ik ging heel veel ineens heel anders zien 
En ik denk nog aan ‘m, af en toe 
En begrijp: zo vangt een haas een koe 
En krijg ik een zoon dan noem ik ‘m misschien... 
Piet of Klaas, alles behalve Mien! 
(Wat een rotnaam!)

2008


Een rondje langs de poëziekasten levert nog veel meer Shel Silverstein-werk op.






Zo stuit ik op
Pas op voor de Gnaskop en andere verzinsels, met Rikkert Zuidervelds vertaling (uit 2008) van Dont’ Bump the Glump and Other Fantasies (1992). Ga ik uit die bundel met verzonnen dieren en bijbehorende versjes ook nog citeren? Nee, zo is er wel genoeg gesilversteind

Archief 2024