donderdag 25 juli 2024
In de kassen klinken stemmen
II
De straten zijn verlaten
als ze zelden waren
geen vogel laat zich zien
geen hond geen kat die
als een streep de stoepen
met elkaar verbindt
geen dagpauwoog met zwart-
gevouwen vleugels op de tegels
van het pleintje voor
de winkel die lang geleden
al gesloten werd - waar ze zijn
de klanten? naar timboektoe
toe zei desgevraagd mijn tante
die een verlaten huis betrok
en vulde met tapijten en
chinese vazen porselein
de wanden aangedaan door
schilderijen en hier en daar
een kandelaar de bomen
buiten buigen in de wind
niet zij maar ik denk aan het kind
dat een straat verder woonde
en dat op film bewaard gebleven
is ze viert een bruiloft ze
hangt over het balkon ze wuift
naar mensen die door haar een
naam hebben gekregen het duurt
maar even dan is ze weer weg
ik heb haar gezien ik heb
van haar gedroomd ben
met haar meegereisd zoals ik
met zovele heb gespoord
in oeverloze dromen
die altijd leiden naar de dood
op kale vlakten omzoomd
door schrale berken grijze sneeuw
ligt op de velden een schoorsteen
rookt de hemel stralend blauw
en niemand die ons ziet
wat we niet weten deert ons
niet ik maak de reis al sinds
ik ben geboren in een smalle
straat waar geen klok toen liep
geen krant gelezen werd en
de borden leeg op tafel stonden
of ik een moeder heb gehad
herinner ik mij niet voor
mijn geboorte was ze al
verdwenen in het stille niets
dat geen signalen zendt
maar als een ondergrondse stroom
altijd en overal aanwezig is
als bloed dat los van ons
zijn weg zoekt tussen botten
gewrichten en organen
die hun heelal bevolken
zonder te weten wie ze zijn
waarin wij hun gelijken zijn
als we onze namen wisten
en zo wisten wie we waren
zou wat we weten anders zijn
nu resten slechts een paar verhalen
over sinaasappels brood als gal
en gele uien in azijn
dat is alles veel meer
is er niet hoe vaak wij
ons lied ook laten horen
het blijft stil in onze straten
die al zo lang zijn verdwenen
een ding slechts verraadt dat
ze eens hebben bestaan een eindje
tramrails dat vergeten soms
nog oplicht in de maan
zonder begin en zonder eind
voor altijd zonder naam
2003
Vervolg van gisteren.
Van het achterplat van De Amsterdamse Gedichten:
Guus Luijters kent Amsterdam als geen ander: hij is er geboren en woont er nog altijd. In De Amsterdamse Gedichten zijn de bundels bijeengebracht die gestalte geven aan zijn liefde voor de stad, zijn bewoners, de stemmen, de geuren, het licht. […] De zwanen van het IJ […] eindigt met een lang gedicht over Anne Frank en de jodenvervolging…
Dat is het gedicht van gisteren en vandaag.
Het Parool, 15 juni 2024:
In 2012 publiceerde Guus Luijters In Memoriam, een groot overzichtswerk met korte biografieën van alle Nederlandse kinderen die tijdens de holocaust werden vermoord. ‘In Parijs had Serge Klarsfeld een boek gemaakt met één regel tekst over elk kind dat daar in de oorlog was vermoord.’
Hij wijst naar een stoel die bij het raam staat. ‘Ik ging in die stoel zitten en dacht: wie gaat het in Nederland doen, welke historicus? Een jaar ging voorbij en nog een jaar. Niets. Marga Minco was al met een dergelijk idee langs uitgeverijen gegaan, maar die zeiden dat niemand interesse zou hebben voor zo’n boek. Ik was 64 en financieel onafhankelijk, toen ben ik het maar gaan doen. Daar ben ik zeven jaar mee bezig geweest.’
In Memoriam is het belangrijkste boek dat hij heeft geschreven. ‘Ik word er nog altijd op aangesproken. In die kringen, van mensen die zich interesseren voor de oorlog, kennen ze mij via dat boek. Het boek is trouwens groot gemaakt door DWDD. Het verscheen op een donderdag en de maandag erna waren er vijftien verkocht in heel Nederland. Het boek kostte 100 euro. Op de uitgeverij brak lichte paniek uit. Nadat ik bij DWDD was geweest kwam er een herdruk, uiteindelijk zijn er 3600 verkocht.’
Eerder dit jaar verscheen Verdwenen stad, een documentaire en een door Luijters en Willy Lindwer geschreven boek over de rol van het GVB bij de deportatie van joden uit Amsterdam. Van de 77.000 vermoorde Amsterdamse joden werden er 48.000 vervoerd met de tram.
Waarom hij zoveel schreef over de oorlog. ‘Ik heb dit verhaal al een miljoen keer verteld. Als vierjarig jongetje zat ik achterop de fiets bij mijn vader. We reden door Kattenburg en alle huizen waren kapot en leeg, je kon er zo doorheen kijken. Het was een ruïne. Ik vroeg: waar is iedereen? Mijn vader zei dat ze weg waren. Over de oorlog werd niet gesproken, door niemand. Ik was een jaar of tien toen ik het dagboek van Anne Frank las, daar haalde ik wat informatie uit. En ik zat op school met een paar Joodse kinderen, die waren net zo oud als ik, ook geboren tijdens de oorlog. Zij waren natuurlijk niet op een normale manier 16 geworden. Ze hadden als kind ondergedoken gezeten of waren weggegeven in de tram. Het waren allemaal vreselijke verhalen. Soms kon je daar iets over horen, als je er belangstelling voor had.
In 1966 verscheen Ondergang: de vervolging en verdelging van het Nederlandse jodendom, 1940-1945 van Jacques Presser. Toen pas werd voor het eerst duidelijk wat er was gebeurd. Tot die tijd hoorde je alleen geruchten en verhalen. Mensen zeiden dat Joden met de tram werden weggevoerd, maar daar mocht je niet naar kijken, want dan werd je doodgeschoten. En ze wilden wel onderduikers nemen, maar het huis was te klein, dus het kon niet.
Ik maakte me vooral zorgen over de kinderen. Als je 50 bent, of zelfs 23, dan heb je een spoor achtergelaten. Je hebt geleefd en iets gedaan. Hier zaten duizenden kinderen bij, die nog niet eens naar de lagere school waren geweest. Je hebt Anne Frank, maar al die anderen verdwenen in het niets. Toen ik begon aan In Memoriam dacht ik dat het om tienduizend kinderen ging, het bleken er twintigduizend te zijn. Op mijn computer heb ik jarenlang naar lege velden zitten staren. Ik was al maanden bezig en had nog geen ijsblokje uit een gigantische ijsschots geslagen.’
Wordt vervolgd.