woensdag 24 juli 2024
In de kassen klinken stemmen
I
Zojuist de dag begonnen met
stilte en een nieuwe maan
een man die in de straat te schreeuwen
staat de tulpen in een groene vaas
de tram die naar het westen raast
de boeken hoog gestapeld het licht
brandt aan de overkant en hoe
het verder gaat geen flauw benul
verwacht geen zekerheden
geboren? ja in Amsterdam
in een smalle straat ik kan je
zelfs een foto laten zien zo'n
straat waarvan er heel wat waren
leeg gestaan toen afgebroken
bewoners weggegaan bestemming
onbekend sindsdien vermist geen
spoor gevonden nooit een raadsel
al zolang ik leef de buurvrouw
weg haar man haar kind haar vader
en haar moeder nu al zoveel jaar
dat voor hun terugkeer wordt
gevreesd waar ze zijn gebleven
niemand die het weet geen mens
spreekt ooit hun naam geen mens
komt ze nog tegen ze zijn
weggegaan meer valt er niet
te zeggen - maar - nee laten we
zwijgen het is niet aangenaam
over hen te spreken ze zijn weg
dat is genoeg niet voor niets
verdwenen ik doe er dus het zwijgen
toe maar herinner mij hun huizen
de stoelen bij de haard de schemerlamp
de tafel met het kleed de schilderijen
aan de wand het glaswerk
in de glazenkast de klok
op het dressoir de kaarsen
in een kandelaar een vogel
in zijn kooi stoelen haard en
schemerlamp verdwenen net als
kleed en schilderij de kandelaar
heb ik nog een keer zien staan
de eigenaar liet hem taxeren
desgevraagd verklaarde zij
dat het om een erfstuk ging
en dat is waar want heden
rijmt op het verleden en treinen
rijden zelden achteruit zo is
gebleken zeker treinen met
een door ons beschreven
doel dat onafwendbaar
mee zal reizen van de stad
in de provincie naar
de straat bij het station
dat al zolang is opgeheven
de mensen in de straat leven
er hun leven ze zijn
in de straat geboren hier
zijn ze grootgebracht
droomden ze hun droom
die water door de straten
stromen liet zo hoog als de balkons
waarop ze stonden om de
schilderijen te bespuwen die
als vlotten langs gedreven
kwamen brandend vaak
en slechts bemand door eigen
beeld dat blauw en weerloos
onomkeerbaar glittert als de
waterval die zich van een heuvel
stort in de rivier met vissen
en libellen op weg op weg
naar zee en wij op onze daken
dansten mee want rimpelloos is
het verleden
2003
Voor het eerst in deze rubriek met oorspronkelijk werk: Guus Luijters. Wel nam ik eerder een vertaling van hem op. (Lees hier.)
Voor plotselinge aandacht in deze rubriek is er vaak een aanleiding: een positieve, zoals een literaire prijs, of een negatieve, zoals een onheilstijding. Helaas geldt het laatste voor Guus Luijters, geboren 3 november 1943.
Uit een interview door Robert Vuijsje in Het Parool van 15 juni 2024:
Schrijver Guus Luijters (80) heeft nog enkele maanden te leven, maar schrijft rustig door. Zijn oeuvre, met name zijn werk om Holocaustslachtoffers te herinneren, werd vorige week geëerd. ‘Als er zoveel mooie woorden worden gesproken, zal er wel iets van waar zijn.’
Op 18 april stuurde Guus Luijters een mail aan zijn vrienden.
Lieve Jongens, Van immunotherapie is geen sprake meer. Rest chemo, waarmee ik de zaak op zijn best zes maanden zou kunnen rekken. Waarvan dan drie maanden in chemo-ellende. We hebben besloten niets te doen, te laten gebeuren wat er gebeurt. En dat wachten we dus af en we doen ons best. Ik houd je op de hoogte.
Niet lang ervoor had hij in het OLVG Oost de diagnose gekregen: blaaskanker met uitzaaiingen naar de lever. ‘Vanaf het begin was duidelijk dat dit ongeneeslijke kanker is. Een jonge, zenuwachtige arts kwam de kamer binnen en zei direct: ik heb geen goed nieuws. Daarna moesten we buiten zitten, in afwachting van een nieuw onderzoek. Zulk nieuws komt hard aan, hoor. Ik was met Ruth, mijn vrouw. We gingen daar zitten met een bekertje koffie, om bij te komen. Toen kwam er een man aanlopen die tegen mij begon te schreeuwen: jij zit op mijn stoel. Ik keek om me heen en zei: ik zie nergens staan dat dit jouw stoel is – ik begon kwaad te worden en ruzie te maken met die man. Dat luchtte enorm op, ik had even wat afleiding. Die avond zag ik mijn vrienden en vertelde ze dit verhaal.’
Hard lachend: ‘Zij wisten hoe het in elkaar zat. Die man was een ingehuurde cliniclown om mij op te vrolijken.’
Wordt vervolgd.