maandag 22 juli 2024
Een probleem
[Beluister hier.]
Vandaag vroeg mijn zoontje
met angstige stem:
‘Als iemand dood is,
wat gebeurt er dan met hem?’
Nu ken ik wel iemand
die daarover zegt:
‘Wie dood is die komt
in de hemel terecht.
Dus boven de wolken,
dus altijd mooi weer,
met een bal in het gras
en ijsjes, meneer!’
Maar weer iemand anders
vertelde zowaar:
‘Als je dood bent, dan komt er
een tovenaar,
dan tovert hij aan je
en word je een dier,
een mus of een tijger,
een leeuw of een mier.
Zelf mag je kiezen
welk dier je wilt zijn:
een mug of een olifant,
of een konijn.’
Maar op een morgen
ben ik gegaan
naar een man die heel oud was,
dus gauw dood zou gaan.
‘Of ik een dier word,’
zei deze man,
‘of in de hemel kom,
'k weet er niks van.
Maar als ik dood ben
is 't eerste wat ik doe:
honderd jaar slapen.
Want ik ben moe.’
1977
Trouw, 16 juli 2023:
Ze wist het zeker, engelen helpen je bij het sterven. Die zekerheid zal Wieteke van Dort ongetwijfeld getroost hebben bij haar overlijden. Ze sprak laconiek over de dood; ze wist: je bent niet echt weg. Van Dort was altijd in nauw contact met engelen, ze volgde ook engelencursussen vertelde ze in een interview met Özcan Akyol vorig jaar. ‘Ze helpen om over te steken, te sterven. Ik kan ze ook horen. Als kind was ik er al gevoelig voor.’ Als je met het vruchtvlies om je hoofd ter wereld komt, dan ben je eerder paranormaal begaafd dan anderen, wist ze. […]
Het artistieke had ze van haar vader, zei ze, de levenslust van haar moeder. […] Ze was ‘als witte indo’ – zoals ze zichzelf noemde – een kind van twee culturen, zoals ze zelf dichtte: ‘Kind van de zon, kind van de kou. Terwijl ik veel van beide hou.’ De twee families waar ze uit voortkwam - de Van Dorts waren Joods - verlieten Holland in de negentiende eeuw hopend op een betere toekomst op Java.
Zij werd in 1943 als Louisa Johanna Theodora geboren in Soerabaja, in een gezin met vier kinderen. Toen zij drie was werd haar vader, baas van de suikerfabriek in de stad, door Indonesische opstandelingen vermoord. Het was de Bersiaptijd. Haar moeder kon met de kinderen ontkomen. ‘Dat boek is gesloten’, zei haar moeder altijd, over dat verleden wilde ze niet praten. Maar wijze lessen had ze ook: ‘Je hoeft de Japanners en Indonesiërs niet te haten, ook al hebben ze je vader vermoord. Dat is oorlog.’
Veel later deed Van Dort eens regressietherapie. Ze kreeg toen een herbeleving. Het was 1946. De ruiten van hun huis verbrijzelden, want er werd geschoten. Zij lag met haar broertje Theo op een matras. Toen ze het haar moeder vertelde, zei die met haar Indische accent: ‘Precies zo.’ Precies zo ging het.
Visite uit de hemel
[Naar een droom van Michiel]
[Beluister hier.]
Ik ben een jongen uit de stad.
Ik heb een rare droom gehad:
ik droomde van een man die uit de hemel was gekomen.
Die bij ons op visite zat
en die een heel dun lichaam had,
dat was een vreemde man waar ik vannacht van lag te dromen.
Toen ‘k hem gevraagd had, waarvandaan
hij naar beneden was gegaan,
zei hij: ‘Kijk naar de lucht, dan zie je ’t huis waarin wij wonen.’
En niet zo heel ver van de maan
zag ik zijn huisje duid’lijk staan:
een kleine boerderij met witte bloesems aan de bomen.
Daar was een weg met een heg vol bramen.
Daar was een weg waar heel weinig
mensen kwamen.
Er stond een geitje bij
die boerderij.
Een geitje stond in het gras,
daar in de verte. Daar waar de hemel was.
1977