zondag 21 juli 2024
Mijn tante dateert uit de vorige eeuw
en dat is te zien aan haar vorm.
Kleedt zich ook in de zomer op ijs en op sneeuw,
op ijs en op sneeuw en op storm.
Zij is een lang leven verpleegster geweest
en zwoegde en werkte voor drie,
verpleegde de armen van lichaam en geest
en ook de society.
Zij was een steun voor armen en rijken,
robuust en belangeloos,
soms kan ze zo vreemd de verte inkijken,
precies een oude matroos.
Zij is een vesting tegen het kwaad
en werd nooit door de duivel bekoord.
Als een vaste burcht loopt mijn tante op straat
en geen ruiter reed ooit door de poort.
En altijd als ik mijn tante ontmoet
dan zegt ze: ‘De stad is zo groot
en de meisjes zijn slecht en jij bent zo goed,
stel je nooit aan verleidingen bloot.’
Haar woning is aan het gezicht onttrokken
door een meer dan manshoge heg,
maar de laatste tijd wil haar stem wel eens stokken
en geeft ze bezittingen weg.
Eens komt de dag dat ook tante zal buigen,
dat een stem zegt: ‘Tante, ga mee.’
Nog lang na die dag zullen vissers getuigen
dat tante toen wandelde over de zee.
1966
Vijf liederen van Willem Wilmink (tekst) en Harry Bannink (muziek) op Wieteke van Dort haar tweede album: Huilen is gezond (1982). En de veertien liederen op haar eerste LP, Een fraai stuk burengerucht (1975), zijn allemaal van hun hand. Tel daarbij op Wilminks werk dat zij zong in tv-series als De Stratemakeropzeeshow, Dat ik dit nog mag meemaken, J.J. de Bom – voorheen De Kindervriend en Het Klokhuis en je kunt stellen dat Wieteke van Dort, samen met Cabaret Don Quishocking, Joost Prinsen en Herman van Veen, behoort tot Wilminks belangrijkste vertolkers. Door al haar nevenactiviteiten is haar betekenis voor het literaire lied onderschat. Ook daarom is het goed er deze dagen bij stil te staan.
De oude school
[Beluister hier.]
Ach, zou die school die school er nog wel zijn.
kastanjebomen op het plein,
de zware deur,
platen van ridders met een kruis
en van Goejanverwellesluis,
geheel in kleur.
Die mooie school, daar stond je met
een pas gejatte sigaret
in ’t fietsenrek,
daar nam je bibberig en scheel
en van ellende groen en geel
opnieuw een trek.
En als de meester jarig was
werd het rumoerig in de klas
en zat je daar,
en je verwachtte zo direct
een uiterst boeiend knaleffect:
de klapsigaar.
Je speelde in een schooltoernooi
en het begin was wondermooi:
fijn voetbalweer,
je kreeg met 10-1 op je smoel,
de kleine keeper in zijn doel
hij weende zeer.
De najaarsblaren op de grond,
daar stapte je zo fijn in rond,
de school voorbij,
en 's winters was de kachel heet
en als je daar dan sneeuw in smeet,
dan siste hij.
Het moet er allemaal nog zijn,
de deur, de bomen en het plein,
de grote heg,
alleen die mooie lichte plaat
waarop een kleine dessa staat,
is misschien weg.
1971
Dit lied is vooral bekend van Cabaret Don Quishocking, op muziek van Pieter van Empelen (beluister hier). Maar Wieteke van Dort zingt het, op muziek van Harry Bannink, dus ook.