dinsdag 16 juli 2024
[Beluister hier.]
Wagenmaker, armoezaaier
was ons vader levenslang,
aan zijnen draaibank op zijn kloefen
al de rest had geen belang.
Maar hij had zo’n schone handen,
daarmee speeld’ ie klarinet,
in d’ harmonie Sint-Cecilia,
tussen tuba en trompet.
Mijn vader, mijn vader, voor u is dit lied,
stroofke leute en stroofke verdriet.
En ie sleep bekwaam zijn beitels,
kapt’ en boord’ in olm en eik
en ie rook naar zweet en zaagsel,
‘t houtkot was zijn koninkrijk.
Maar op zondag las ie boeken,
van Jules Verne een groot getal
en ie vaard’ op den Kon-Tiki,
‘s zondags was ie Heyerdahl [1].
In zijn jonge wilde jaren
was ie licht extravagant:
ie wilde op de zee gaan varen,
de wereld rond als muzikant.
Maar veel verder dan de Schelde
is ons vader nooit gerocht [2] –
met de Flandria [3] rond Antwerpen
en daar den dierentuin bezocht.
We liepen dikwijls langs de Leie,
‘t jaagpad naar de zaligheid,
tussen d’ echte en de dwaze dingen
leerd’ ie gauw ons ’t onderscheid.
‘Zie die vlaschaard ne keer bloeien.’
‘Kijk, dat wiel is groot en sterk.’
‘Hoort de radio, dat is Mozart.’
‘Zwijgt en doe voort aan uw werk.’
Wagenmaker, armoezaaier,
was ons vader levenslang
aan zijnen draaibank op zijn kloefen,
al de rest had geen belang.
Maar in d’ harmonie Sint-Cecilia,
tussen tuba en trompet,
speeld ’ie met zijn schone handen
altijd d’ eerste klarinet.
Mijn vader, mijn vader, voor u is dit lied,
stroofke leute en stroofke verdriet.
1995
[1]
Kon-Tiki is een boek (uit 1949) van de Noorse antropoloog Thor Heyerdael (1914-2002). Het gaat over zijn reis van 8.000 kilometer met een vlot over de Grote Oceaan: van Zuid-Amerika naar de Polynesische Eilanden. Heyerdael en vijf metgezellen starten op 28 april 1947, maar 101 dagen later, op 7 augustus, komt het vlot op een rif terecht en eindigt de tocht.
[2]
Geraakt, gekomen.
[3]
Vlaams fiets- en brommermerk.
Houtskool Willem Vermandere. Collectie Frank Verhallen
Logboek, 12 april 2017:
‘Willem Vermandere is een oorlogskind, maar geboren aan het begin van rampjaren die Vlaanderen minder in de ziel raakten dan Nederland: de Tweede Wereldoorlog, die van 1940-1945. Maar ook voor Vlaanderen was dat een donkere periode van armoede, angst en groot verlangen naar veiligheid, geborgenheid. Dat is bepalend geweest voor zijn denken over de wereld (maatschappijkritisch), voor zijn vorming als persoon (hij studeerde Godsdienstwetenschappen en werd leraar) en voor zijn levensopvatting als individu. Ik noem hem een filosoof, maar dan van het bijzondere soort dat over zelfspot beschikt.
En het was natuurlijk van grote invloed op de wijze waarop hij zijn kunstenaarschap uitdraagt: als dichter, schrijver, beeldhouwer, tekenaar en graficus. En als chansonnier en muzikant: zanger zoals zijn moeder, klarinettist zoals zijn vader. Alleen koos hij (ook) voor de gitaar, omdat je iets helemaal van jezelf wilt zijn.’