dinsdag 09 juli 2024
de gieter op het dakterras
is niet meer de gieter
de kruiden die je water gaf
zijn niet de kruiden
wie ziet de tijm op warme zalm
rozemarijn over krieltjes in de oven?
alles lijkt zo voor mij bedoeld
de kat uitgestrekt in de zon
is niet meer de kat
niet meer een zondagmiddag
op schoot, met fleece en boek,
bladerend, er is tijd genoeg
de bij boven de rododendron
de strengen rode bessen
de vlam in het herfstig blad
wie ziet jou op het dakterras
als ik er niet meer ben?
2024
De derde afdeling is getiteld Post en de twaalf gedichten krijgen, anders dan in Lichaam I en Lichaam II, titels en zijn minder vormvast. Niet allemaal acht of stuk voor stuk vier regels, maar meer variatie – tussen de acht en zeventien regels lang – en met nu wél witregels tussen strofen die variëren van een tot vier regels zonder een vast patroon. Slechts twee gedichten zijn vormvast opgebouwd uit respectievelijk vier strofen van drie regels en twee strofen van vijf regels.
abonnementen
er komt nog steeds post binnen
op jouw naam
abonnementen die maar doen
alsof er niets is gebeurd
er is niets gebeurd
zodra ik ’s ochtends opsta
spurt de kat nog naar de gang
je sleutels liggen nog op tafel
je schoenen bij de bank
ongekreukeld blijven de kavels
van dit lappendekenland
en de aarde, pruisisch en blauw
blijft maar walsen
om haar eigen as
Twaalf brieven aan de gestorven geliefde. De fasen van rouw die de achterblijver moet doormaken, beginnen voorzichtig door te klinken, maar het verlies is nu nog vers. Er is de ontkenning (wie ziet jou op het dakterras | als ik er niet meer ben), het begin van acceptatie (je bent er nog, maar minder) en het preluderen op een nieuwe levensinvulling (dat je ineens hoort hoe helder de kleuren kunnen zingen; || al die tijd dacht je dat je zou eindigen in een sublieme leegte). Maar dat is pas later; dan zijn we al bij de vierde en laatste afdeling vol hiernamaalsvariaties.
steeds minder
steeds minder je terugspoelen, je ontwijken,
je uitdijen, je verhakstukken tot behapbare
brokken, je tot in de puntjes doorwrochten
steeds minder je opmijmeren, je inslijten
in vaste gebruiken, je opstoken, spanwijd
nazweven op de thermiek van wie je was
steeds minder je opschudden, je om mij heen
laten neerdwarrelen, je stilte schor schreeuwen,
je in mij opluchten, je vurig willen uitdragen
steeds minder je toevallen, zomaar op straat
binnengniffelen, je oplaaien, koortsig in mij
laten uitbreken, je uitgebreid afblozen