dinsdag 28 mei 2024
Nou, neem mij dan. Een touw rondom me middel,
een grenslijn voor van boven en vanonder.
Want wat ik voelen kan, ach ’t is nauwelijks bizonder.
Maar dan het denken, hè, dat is en blijft een wonder!
Uiterst wantrouwig ben ik, voor die wereld met z’n fiddle
van lekker toch! en neem het er maar van,
en Pakken jongens wat je pakken kan.
Na ons de zondvloed, dus wat wil je anders, dan?
Daarom bind ik een touw rondom mijn middel.
Men gaat zijn gang maar, ik blijf nuchter en waak.
Mijn slaap is die van de rechtvaardigen, en vaak
speel ik het pandverbeuren, doch ook steeds beter schaak.
Vandaar dat touw, rondom het middel…
1979
Dat de poëzie van Heere Heeresma (1932-2011) Pfeijffer niet haalde, snap ik wel, want dat oeuvre is zeer beperkt gebleven. Maar waarom Heeresma-biograaf Anton de Goede die ook negeert in Heeresma houdbaar begrijp ik dan weer niet. Heeresma debuteerde in 1954 zelfs als dichter.
Het zijn [1]
Weet ge, mens, hoeveel sterren kleven
aan de hoge hemelboog?
Weet ge trouwens hoeveel sikkels blinken,
waar het nat is, waar het droog?
Vragen vlieden van ’s mens lippen
doch het antwoord kent er geeneen.
Vraag en antwoord, het zijn slechts stippen
vliedend als een schaduw heen.
Heeresma houdbaar – het beste, gekste en ontroerendste uit het gevarieerde oeuvre van Heere Heeresma, zo meldt de banderol – is alweer het dertiende deel in de fraaie Dundruk-serie van Van Oorschot, waarvan sinds 2013 elk jaar (minstens) een deel verschijnt.
Biesheuvel (2021), Bomans (2018), Campert (2016), Carmiggelt (2013), Van Keulen (2023), Komrij, 2020), Van Kooten (2018), Minco (2015), Schmidt (2014), Stip (2022), Thijssen (2017) en Wilmink (2022) gingen Heeresma (2024) voor. Een ruime keuze uit het werk van de grootvorst van het verhaal, zoals Cherry Duyns Heeresma typeerde. Maar ja, zonder poëzie dus. Daarom mijn keuze van vandaag.
Om dan
Hoe bitter kan het zijn een stad te zien
in ’t diepe dal, pal voor de voet gespreid.
Om dan, na de duizeling ener vrije val
te ontdekken dat de nederzetting slechts
getekend was. Met krijt.
Ik koos de vier gedichten van vandaag uit Hoge noot (1984), wat weer een eigen keuze van Heeresma is uit Eens en nooit weer… (1979), zijn bundel met Verzamelde gedichten.
In Hoge noot krijgen ze een titel; in Eens en nooit weer… hebben ze die, op een enkel gedicht na, niet.
En straks [2]
De hebzucht en de jaloezie zijn prima
want vullen onze eenzaamheid met lust.
Hier is de Bijenkorf al en dáár de Hema.
En straks de dood voor de noodzakelijke rust…
Tot slot een vijfde gedicht, afkomstig uit de bundel Zilveruitjes (1988):
De seks wordt overigens wel erg sleets.
Met aan het eind van elk festijn de vrees voor aids.
Terecht, want ook het condoom zal maar weinigen kunnen redden.
Beoefen dus de liefde steeds in aparte bedden…
[1]
Vol verwijzingen naar vroeg-negentiende-eeuwse gedichten van onder anderen Rhijnvis Feith (Uren, dagen, maanden jaren, vliegen als een schaduw heen…), Jan de Liefde (Weet gij hoeveel sterren kleven aan de blauwe hemelboog…) en A.C.W. Staring (Sikkels klinken, sikkels blinken…).
[2]
In Eens en nooit weer… - deze bundel […] zal noch in deze noch in andere vorm ooit worden herdrukt – is dit het slotgedicht, getiteld: Het allerlaatste gedicht.