donderdag 23 mei 2024
De dingen die ons nog weten.
De jongen die ons is vergeten.
De schurk die ons heeft uitgedaan,
ons liet slingeren op de grond naast
zijn bed, over de leuning van zijn stoel,
achteloos heeft gegooid
in de wasmand van zijn moeder.
Wij hielden van hem, omarmden hem,
wij waren altijd dicht om hem heen.
Toch heeft hij ons uitgedaan.
We dachten dat hij ons weer
op zou rapen, op zou vouwen,
zachtjes wegleggen op een stapel
in de kast tot de volgende keer.
Maar we zijn verlaten. Hij raakt ons
niet meer aan, praat niet meer in ons.
Onze mouwen zijn leeg, onze kraag
rust op de schouders van niemand.
Zijn we in de steek gelaten? Stilletjes
ingeruild voor een ander? Is hij vertrokken?
Durfde hij ons niet te vertellen dat hij
zich niets meer van ons aantrekt?
2024
Ommouw me is de titel van de nieuwe en zoveelste zeer bijzondere bundel van schrijver-beeldend kunstenaar (en nog veel meer) Ted van Lieshout (1955). Gedichten in beeld en taal die betekenis geven aan hoe belangrijk kleren voor ons zijn en wij voor onze kleren, zo meldt het achterplat. Want, zo luidt de ondertitel, Jij bent de ziel van je kleren. Na het lezen (en zien) van deze uitgave vind ik dat het woord ommouwen zijn plaats in de Nederlandse taal verdient.
Wat is zijn?
Ik sterf
nog als ik
armen
niet voel.
De kou,
de leegte,
het niets
in mij.
Wat is zijn
als het
nergens om
heen is?
Met deze gedichten uit het eerste hoofdstuk (van zeven) weet je, als je het werk van Ted van Lieshout kent, dat er méér te gebeuren staat dan ‘zomaar’ het belang van kleding en schoeisel te verdichten. Ommouw me, want onze mouwen zijn leeg en Ik sterf nog als zijn armen niet voel…
Aan het begin zien we foto’s van kledingstukken. Ook die ensceneerde en maakte Van Lieshout zelf, net zoals hij verantwoordelijk is voor het omslag, het ontwerp en de algehele boekverzorging. Die kledingstukken zijn vooralsnog bloezen. Soms voorzien van enkele regels tekst – Omarm me | met je mouwen, | Ommouw me, | mij, o, arme – of gelardeerd met of onderbroken door een omvangrijker gedicht, zoals de twee bovenstaande. Daarna zien en lezen we ook over sokken, naaldhakken, handschoenen, vaders broek en pet, oma’s kapstokjas, buurmans afgetrapte schoenen en de dichters oude gymbroek: Hij won nooit, | omdat ik erin zat. Soms grappig – ook door te spelen met die combinatie van beeld en taal – en dan weer heel persoonlijk en serieus.
Verlaten broek
Er hangt een verlaten broek
in de kast. Ik ben eruit verdwenen.
Twee lege pijpen, een achterzak
waar nog een kassabon in is gebleven
van boodschappen voor mijn moeder.
Hij is te klein, hij zit te strak. Maar
de rits doet het nog en ik schaam
me voor de stijve die ik er een keer
of acht in had. Ik ben die jongen
kwijt. Waar ben ik gebleven? Ik aai
de gulp die bol staat van vroeger.
Ik streel de vale plekken waar mijn
knieën zaten, de rafels onder aan
de zoom. Hoe kan het dat ik niet
meer pas in de jongen die ik was?
Wordt vervolgd.