zaterdag 04 mei 2024
Het meisje met het rode haar
In de lente '42 kan zij ’t niet meer verdragen;
‘t strookt niet met haar opvoeding en haar gevoel voor recht.
De bezetter zal ‘gründlicher’ op tegenstanders jagen:
jodensterren, razzias – een volk wordt geknecht.
Honderden persoonsbewijzen verdwijnen ongezien
uit garderobes, vestiares en cafés,
om joodse landgenoten van papieren te voorzien
en voor hen die zich verzetten tegen die ‘nieuwe geest’.
Er wordt gefluisterd, zo hier en daar:
‘Dat is het werk van een zeler meisje met rood haar’…
Daarna volgt een jaar van leuzen kalken en affiches plakken,
maar ook een jaar van hard studeren – eens is ’t toch voorbij?
In haar groep wordt veel gepraat: hoe het later aan te pakken;
niet terug naar de crisis, maar een betere maatschappij.
Na de oorlog zal het beter worden, dat staat voor haar vast;
altijd vrede, zo stelt zij ’t zich voor.
Daarom rijdt ze op haar fiets met De Waarheid in d’r tas;
met kloppend haart, dat wel, maar ’t werk gaat door.
Maar ook de Duitsers loeren nu op haar:
op dat tengere meisje met het rode haar…
In de herfst van '43 kan zij niet meer studeren;
zij moet leren leven met een wapen in haar hand.
Ze krijgt opdracht S.S.’ers zonder meer te liquideren,
want de tijd van rede is allang verdwenen in dit land.
Haar rode lokken heeft z’uit voorzorg donker laten verven;
’t is een wet die zegt: ‘Zorg dat niemand je kent!’
Alom wordt gesaboteerd, in fabrieken en op werven;
ze leeft dag en nacht in spanning, maar raakt eraan gewend.
Verbeten jagen nu de moffen op haar:
‘Auf das Mädchen mit dem roten Haar’…
’t is lente '45, het einde is in zicht;
de voorjaarszon verwarmt met haar stralen Haarlem-Noord.
Daar wordt Hannie Schaft van d’r fiets gelicht;
eerst d’r haren gewassen, daarna urenalang verhoord.
Dagen later wordt ze geblinddoekt naar de duinen toe gebracht,
waar men haar het genadeschot zal geven.
Nadat eerst de kogel op haar hoofd is afgeketst,
roept ze luid: ‘Wij zullen straks in vrede leven!’
En ook nu, bij onderdrukking of fascistisch gevaar,
zijn er op de hele wereld meisjes met rood haar…
1978
Voor een ieder die zichzelf respecteert, heette de grammofoonplaat die de CPN (Communistische Partij Nederland) in 1978 liet opnemen. Actieliederen geschreven en uitgevoerd door onder anderen Sylvia Alberts (1946), Frits Lambrechts (1937) en de broers Rob (1944) en Wim (1932-2000) van de Meeberg.
Ik heb het album lang gekoesterd, maar een paar geleden deed ik afstand van mijn geluidsdragers en dus ook van deze LP. Als collector’s item vond zij bij Concerto per direct een nieuwe eigenaar.
Al een paar jaar vind ik dat de tekst van Het meisje met het rode haar – gebaseerd op de roman die Theun de Vries in 1956 schreef over Hannie Schaft (1920-1945); de gelijknamige film verscheen pas in 1981 – een toepasselijke bijdrage voor deze rubriek zou zijn op 4 mei. Maar ik heb de plaat dus niet meer en vermoedde dat ik het manuscript dat Wim van de Meeberg mij van deze tekst gaf, in de LP-hoes had gestoken. Maar… een paar dagen geleden vond ik de tekst terug.