zondag 28 april 2024
Morte a Venezia, hoofdpersoon
Zwart sijpelt uit zijn haren in mijn hals.
Hij zit te sterven en het licht gaat aan.
De zaal komt overeind, in jassen schuifelt
zij naar buiten. Hij zakt ineen.
Mijn stoel staat naast hem op het strand,
mijn einde op een wit, wit doek gebrand.
Leeg theater. Fuji-Color in de branding.
Ik voel de make-up in mijn nek. En vloek.
Zij lacht. Of ik ooit nog op zal staan?
Dat heeft Dirk Bogarde in het echt gedaan.
1987
Met twee van zijn gedichten opende deze rubriek het kalenderjaar 2022; de aanleiding was een droevige: dichter-essayist-romancier-dramaticus-columnist Bernard Dewulf overleed de week daarvóór, op 23 december 2021, onverwachts op 61-jarige leeftijd. Inmiddels is er wél een feestelijke reden om het niet te laten bij die twee gedichten – lees hier: Naar binnen en De doden –, want op zijn tweede sterfdag verscheen, onder de titel Licht dat naar ons tast, een bundel met zijn Verzamelde gedichten. Daarin zijn niet alleen de slechts drie bundels opgenomen die hj tussen 1995 en 2018 publiceerde, maar ook dertig gedichten die hij schreef voor uitgaven met anderen – zoals een keuze uit zijn Stadsgedichten voor Antwerpen – en als writer in residence voor het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in diezelfde stad, zijn woonplaats.
Uit dat overig werk komt mijn keuze voor de bijdrage van vandaag en het keert ook de komende dagen terug. Bovenstaand gedicht is zijn debuut, opgenomen in de bundel Twist met ons, met daarin werk van verschillende nieuwkomers in de Vlaamse poëzie van de jaren tachtig van de vorige eeuw. Daarna duurt het nog acht jaar voor zijn debuut verschijnt: Waar de egel gaat (1995). En daarna weer elf jaar voor die een vervolg krijgt met Blauwziek (2006); pas in 2018 verschijnt zijn derde en laatste bundel, getiteld Naar het gras.
Dat debuut, Morte a Venezia, hoofdpersoon, kan het niet zonder toelichting. Morte a Venezia is natuurlijk Dood in Venetië en dat is de vertaling van Death in Venice, oftewel de beroemde film van Luchino Visconti uit 1971. Daarin speelt Dirk Bogarde (1921-1999) zijn bekendste rol: die van de stervende componist Gustav von Aschenbach. De hoofdpersoon sterft aan het einde van de film aan het strand aan een hartaanval.
De dichter draalt aan het einde van het kijken naar de fllm en daarna. Als de bioscoopzaal al leeg is, vraagt zijn geliefde of ik ooit nog op zal staan? Hij denkt: dat heeft Dirk Bogarde in het echt gedaan. Immers, in 1996 kreeg die een beroerte en raakte gedeeltelijk verlamd. Toch voltooide de filmacteur die zich inmiddels had gestort op zijn loopbaan als schrijver, nog het laatste deel van zijn autobiografie en die handelde over die periode. Pas drie jaar later overleed hij, 78 jaar oud – net als zijn personage in Death in Venice aan een hartaanval. Dewulf sterft ruim twintig jaar later eveneens als gevolg van een hartaanval.
Ouders
Nu ik al jaren waak over
de raadsels die ik heb gemaakt,
slaap ik weer vaker thuis.
Nu ze als raadsels groeien uit de kamers
en verdwijnen in straten waar ik niets meer hoor,
slaap ik weer vaker thuis.
Nu alleen het slapen nog over
mij waakt, hoor ik hoe waakzaam
ook zij in de kamers stonden
te luisteren naar mijn bestaan.
2012
Ook dit gedicht vereist uitleg Dewulf schreef het in 2012 als Stadsdichter van Antwerpen voor de Week van de Opvoeding. Mooi gedicht door de brug die hij als zoon en vader slaat tussen zijn moeder en vader en zijn eigen ouderschap. Ik slaap weer vaker thuis is een mooie omschrijving voor: ik denk steeds vaker aan mijn kind-zijn. De raadsels zijn de kinderen die hij heeft gemaakt, die opgroeien en verdwijnen in straten waar ik niets meer hoor. De herinneren aan zijn ouders dringen zich in zijn dromen op: ik hoor hoe waakzaam ook zij in de kamers stonden te luisteren naar mijn bestaan.