Gedicht gedacht

 Poëzie is alledaags in de zin dat het voor iedere dag is (Carol Ann Duffy)

Een sinds 2016 veelal dagelijkse rubriek met gedichten en gedachten daarover.
Dit vanuit het levensmotto: ik ben onderweg om mooie dingen aan te raken.

------

Voor wie een handvat zoekt:
Met de pijl rechts van het kopje ARCHIEF (zie onder het gedicht) ga je terug naar het vorige jaar;
met de pijl links ga je vooruit naar het volgende.
Maar veel handiger zijn deze links: daarmee ga je direct naar de inhoudsopgaven van:
2024-1 (A-F), 2024-2 (G-K), 2024-3 (L-R) en 2024-4 (S-Z)
2023-1 (A t/m K) en 2023-2 (L t/m Z) 
2022-1 (A t/m K) en 2022-2 (L t/m Z)
2021-1 (A t/m K) en 2021-2 (L t/m Z)
2020-1 (A t/m K) en 2020-2 (L t/m Z)
2019, 20182017 en 2016.

Week 14 - 166-168. Nico Scheepmaker [4/6]

zaterdag 13 april 2024

Ach, laat me gaan...

Ach, laat me gaan, laat me maar gaan, ik ben
al té doorleefd om me nog te verzetten.
Het leven kent nu een maal vaste wetten,
die ik niet toejuich, maar toch wel erken.

Ik had nog graag een tijdje willen blijven – 
ik moet toch weten hoe ’t mijn dochters gaat?
De een trouwt met een jongen uit de straat
(maar de verkeerde, die geen brief kan schrijven),

de ander trekt de wijde wereld in,
maar durft de buurman al niet eens te groeten.
Ik moet ze nog een laatste keer ontmoeten,
een vader staat altijd aan het begin…

Dat denk ik dan als ik terugblik naar
de vele jaren die al zijn vergleden,
en al te zeer besef dat het verleden
hooguit zal groeien nu nog vijf, tien jaar.

1991


Nee, die vijf, tien jaar (zie hierboven) of zelfs vijftien (zie hieronder) zijn Nico Scheepmaker niet meer gegeven. De gedichten van vandaag schrijft hij in zijn laatste levensjaren: 1988 en 1989 – hij overlijdt plotseling op 5 april 1990. Op zijn 59ste, aan een hartstilstand. 

Een mens kan zich vergissen in de tijd
maar niet in de seconde die hem scheidt

Van alles wat hij liefheeft: leven, vrouw,
de dingen die hij niet verliezen wou.


Anne, zijn tweede vrouw, is vijftien jaar jonger en dan pas 44 jaar; hun dochters zijn op dat moment nog maar 11 en 14 jaar. 

Ik hou de nacht…

Ik hou de nacht nauwkeurig in de gaten,
wat wil hij van me, met zijn deken zwart?
Hij rukt en trekt heel zachtjes aan mijn hart,
dat niet goed weet of het me wil verlaten.

Ik houd me stil, ik laat me niet bepraten,
ik ben niet iemand die het noodlot tart,
het leven blijft, hoe dom ook en verward,
iets wat ik liever liefheb dan ’t te haten.

Laat mij hier nog een jaar of vijftien blijven,
dan zijn ze groot en wikkelen zich los.
Tot dan blijf ik mijn dagboekbladen schrijven
als kip die troost zoekt bij de wijze vos.

Hij grijpt me toch, opeens, op het Rokin.
Geen mens kijkt op, want dat heeft toch geen zin.

1991

Archief 2024