woensdag 10 april 2024
Terwijl je slaapt, onder het laken,
tegen het licht dat je bedreigt,
wil ik een vers dat niets verzwijgt,
een sprei van liefde voor je haken.
Ik heb je lief, en liefde stijgt
tot boven de gedeelde daken
waaronder wij het samen maken
wat anderen eronder krijgt.
Jij bent wat ik ben. Ik ben jou.
Jij bent mijn eerstgeboren vrouw.
Het leven is bij jou begonnen.
En voor ik één woord heb verzonnen
heeft weer de eenvoud overwonnen:
ik heb je lief, ik hou van jou.
1987
Ik ben aan het opruimen (lees: afscheidnemen van spullen) en kom in bewaarde correspondentie dit gedicht tegen van Nico Scheepmaker (1930-1990). Hoe vaak staat er werk van deze dichter-columnist in deze rubriek, vraag ik mij af. Niet één keer, zo blijkt. Daarom de komende dagen alsnog aandacht voor zijn poëzie, gekozen uit De Gedichten (1991), bezorgd door Ivo de Wijs.
Sportieve meid
Mijn vrouw houdt niet van sport, maar godzijdank
beoefent zij die ene sport met verve,
zodat wij ons noch met een spermabank,
noch hoeven te behelpen met conserve.
Zo menig huwelijk valt al snel in scherven,
de vrouw wordt bij het zien van 't bed al krank
en hij moet langs de Walletjes gaan zwerven
en raakt van lieverlede aan de drank.
Ik vind het, al bij al, dus niet bedroevend
dat mijn geliefde, met halsstarrigheid,
geen enkele vorm van buitensport beoefent.
Zij is in bed toch een sportieve meid,
met wie ik, vooralsnog niet hulpbehoevend,
een leven zonder complicaties leid.
1987
Bewust kies ik alleen voor zijn latere werk, geschreven sinds 1987, dus in zijn laatste levensjaren. Te beginnen met enkele odes; allereerst drie aan zijn tweede echtgenote.
Scheepmakers eerste huwelijk (1957-1969) blijft kinderloos. Al in 1966 gaat hij samenwonen met de vijftien jaar jongere Anne (van den Heuvel), met wie hij in 1969 verhuist van Amsterdam naar het Friese Pingjum en later naar Broek-in-Waterland. De geboorte van zijn dochters Sara (1975) en Janna (1978) kleurt zijn poëzie – met een grote voorkeur voor het sonnet – nog persoonlijker dan door zijn relatie met Anne al het geval is.
Ruimte
Wat liefde is dat weet ik niet,
is het gesublimeerd verdriet
of is het droefheid in kwadraat
omdat een man zijn vrouw verlaat
(of omgekeerd) zodat hij weet
hoe zij met mes en vork eet
of hoe zij met haar benen wijd
zo'n beetje doet alsof zij vrijt?
Wat liefde is dat weet ik best,
't is het verlangen dat nog rest
na alle vreugde, alle pijn
om met elkaar vereend te zijn.
Ik ken je dacht ik door en door
van rechtervoet tot linkeroor
en wat ik daar nog tussenin
na twintig jaar nog steeds bemin.
Want wat je kent vermindert niet
de grootte van het grondgebied
waarop je samen eensgezind
het leven deelt met kind en kind.
Integendeel, want wat je kent
vermeerdert alles wat je bent,
er komt alleen maar ruimte bij
in dat bestaan van jou en mij.
1987
Alle drie de gedichten verschijnen oorspronkelijk in de bundel Het rijmt, dat scheelt (1987).
Nico Scheepmaker is pas 59 jaar als hij, na een partijtje tennis, een hartaanval krijgt en overlijdt.