donderdag 14 maart 2024
Van alle mensen hou ik het meest nog van apen.
Ik voel zij zijn mijn voorouders die uit het gezicht verdwenen
en de kinderen waar ik vergeefs op heb gewacht.
Ik voel hen onder mijn hand,
ik voel mijn hand op hen, aan hen,
en hoe een vacht pas echt
een lichaam tastbaar maakt.
En hoe stil ook kijkend blinken hun ogen altijd altijd van leven.
Hoe ver ook van elk woud dragen hun armen een boom in zich.
Ik ben een boom,
hun armen zijn mijn lianen.
Ben ik het die hen draag,
of zij die mij gespannen
tussen aarde en hemel houden?
1998
Apenjaren is de titel van de vierde, in 1998 verschenen gedichtenbundel van Jo Govaerts (Leuven, 1972). Niet alleen in de titel en in bovenstaand gedicht staat de aap centraal, maar ook in het motto van de bundel, dat is ontleend aan een kinderliedje: Weet jij wat de aap op zee doet? Zich vlooien, uit weemoed…
Apenjaren – oftewel de puberteit, door jongeren zelf – in tegenstelling tot veel van hun opvoeders – positief aangeduid als enerverend. Waarschijnlijk balanceert Jo Govaerts als dichter op dat moment ook pas in haar apenjaren: die van ontdekking, opstand en verwarring. Dat zou ook dat motto verklaren. Elke Brems, in tijdschrift Ons Erfdeel (1998): De aap die zich vlooit is […] zowel de dichter als het gedicht. Voor beiden geldt dat de jeuk wordt gestild door eens goed zichzelf te krabben.
Waarom een gedicht over apen? Eerbetoon aan de vandaag, donderdag 14 maart, op 75-jarige leeftijd overleden bioloog Frans de Waal. Hij geldt als een van de meest vooraanstaande primatologen van de wereld en schreef prachtige boeken over het sociale gedrag van mensapen. Wikipedia: Frans de Waal trok voor het eerst internationaal de aandacht met zijn boek Chimpanseepolitiek (1982), waarin hij het gedrag van deze mensapen als intelligent en emotioneel gedreven weergaf. De interesse in primatencognitie en dierlijke samenwerking is voor een belangrijk deel voortgevloeid uit dit vroege werk van De Waal.