woensdag 17 januari 2024
Vervolg van gisteren.
Ben je alleen in mij? Zijn al die dingen,
de kamer, het kristal, houtvuur, de hond
– delen van jou –, in mijn geest afgerond
tot louter ruimte van herinneringen?
Wat is dat buiten dat wij binnengingen,
waarin ik spoorzoekend de sporen vond
van jou alsof je voordien al bestond
daarin – spiegelbeeld jij, of wij tweelingen?
In mij alleen besta je uit die beelden:
zoals je loopt, glimlacht – wat je verzweeg
van hoe je was, hoe voor mij bent geweest.
Neem zo mij in die volte op als heel de
vervulling: dat ben jij. Of vrees je leeg,
los voor die leegte mij in, wees mijn geest.
1984
Marjoleine de Vos: De gelukkige man die ’s avonds voor me danste, die naast me aan het aanrecht stond te praten over een passage in een roman […]. Die ik soms hevig mis. Die naar men zegt dood is. Maar díe is niet dood. Dat wil zeggen, hij is wel dood, maar hij heeft ook nooit bestaan. De man-in-mij is een samenraapsel van momenten, geplukt uit een heel leven, aaneengeregen tot een beeld van hoe hij was. Dat doe je met iedereen zo ongeveer. Degene naar wie je verlangt, ook als die niet dood is, is lang niet altijd degene die je uiteindelijk bij een ontmoeting te zien krijgt – dan loopt het gesprek stroever dan je je herinnerde, of is de aandacht niet zo intens als die ene keer, of is het vrolijker dan toen – de tijd is verstreken en je bent beiden anders. Het is steeds weer nu en steeds weer nieuw, en dat klinkt vitaal, maar iets van ons blijft ook in de tijd achter.
Ben je alleen in mij? Zijn al die dingen,
de kamer, het kristal, houtvuur, de hond
– delen van jou –, in mijn geest afgerond
tot louter ruimte van herinneringen?
Dat vroeg C.O. Jellema zich af. Maar iemand kan nooit alléén in mij zijn, zelfs al lijkt het soms zo. Er is ook een echte ondoorgrondelijke veelkantige persoon. Geweest. Alleen de herinneringen zijn wel louter van mij, en de bijbehorende gevoelens ook.