maandag 15 januari 2024
Ik zei tegen iemand
Denk niet dat het overgaat,
dat als je weggaat of doodgaat,
dat dan het gras gewoon opkomt,
de ekster gewoon weer het snoeihout
in zijn mond neemt, een nest bouwt,
zo makkelijk is het niet.
Nee. Als je er niet meer bent,
als ik je wakkerte niet meer
heb en je slaapzaamheid, zal het
allemaal misgaan. Er zal dan namelijk geen
reden meer zijn voor de dingen
om te bestaan.
En iemand begon te lachen,
wat heb je, zei hij, wil je nog altijd aan-
komen ergens, denk je nog altijd
dat in aanwezigheid een waarheid huist
groter dan gewoon die
van het adres?
Maar de mier dan, riep ik, zijn rennen
over de grond en hoe hij
zandkorrels, eieren draagt,
zijn nest bouwt onder de plant en de vrucht daarvan dan
en de wortel die groeit in het zand?
Iemand schreef zijn naam op
mij dwars over de mijne, iemand begroef zich
in mij daar waar ik niet wist
dat ik er was.
Daarna ontsnapte hij, daarna
liet hij zich niet meer zien en ik stond in het licht,
barstte wit uit mijn schors en spreidde mijn takken.
1998
En steeds is alles er is de titel van veertien stukken van Marjolijne de Vos over missen en herinneren. Zij citeert daarin veelvuldig uit werk van collega-dichters, onder wie Eva Gerlach.
Maar de mier dan staat in de bundel Niets bestendiger uit 1998.
In een versie van een jaar eerder, gepubliceerd in het tijdschrift Raster, is het einde nog anders:
iemand schreef zijn naam op
mij dwars over de mijne, iemand begroef zich
in mij daar waar ik niet wist
dat ik er was.
Daarna verliet hij mij, daarna
nam ik hem niet meer waar en ik werd als papier
waarop een boodschap staat die het zelf niet kan lezen.