maandag 25 december 2023
Vervolg van gisteren.
Een eendagsvlieg dacht: om te snikken
Zo bedroevend is mijn lot
Slechts een handvol ogenblikken
Waar ik over mag beschikken
Was ik maar een mot
Een mot dacht: wat zijn dit voor streken?
Hiervan snap ik nou geen zak
Over zes of zeven weken
Is het al met mij bekeken
Was ik maar een kakkerlak
Een kakkerlak zei kort en bondig:
‘Ach wat heeft het ook voor zin
Ik vervloek mezelf hartgrondig
Mijn bestaan is zo kortstondig
Was ik maar een spin’
Een spin dacht: of dit jaargetijde
Mee- of tegenvallen zal
Allebei of geen van beide
Straks ben ik aan gene zijde
Was ik maar een parelkwal
Een parelkwal riep: Mededogen!
Ik ben nog maar net uit huis
En lig nu al uit te drogen
Met dat stuifzand in mijn ogen
Was ik maar een muis’
Een muis dacht: wat een horrorstory
Ik ben het nog lang niet zat
Drie ben ik en potverdorie
Nu al haast vergane glorie
Was ik maar een muskusrat
Een muskusrat had niets te hopen:
‘Ik zit lelijk in het schip
Met een jaar of vier aan stropen
En de hongerdood ontlopen
Was ik maar een kip’
Een kip verzuchtte in gedachten:
Maak mij nu meteen maar dood
Ik heb niets te doen dan wachten
Op het plukken en het slachten
Was ik maar een duizendpoot
Een duizendpoot dacht: dit is balen
Want ik kan in theorie
Maximaal de zeven halen
Maar dan niet op mijn sandalen
Was ik maar een kolibrie
Een kolibrie dacht: krijg de kleren
Alles is voor niets, helaas
Amper ben je uit de veren
Stopt het in de kortste keren
Was ik maar een haas
Een haas zat even uit te blazen
Zoals hazen kunnen doen
Hij dacht: waarom zijn het hazen
Waarop jagers altijd azen?
Was ik maar een kerstkalkoen
Een kerstkalkoen dacht: kerstkalkoenen
Met de kerst zijn wij de klos
Ieder jaar zijn wij miljoenen
Offers in de slachtseizoenen
Was ik maar een vos
Een vos zat met de vraag te stoeien
Wat de zin des levens is
Hij dacht: dit is tijd verknoeien
Wat zou ik mij nog vermoeien
Was ik maar een hagedis
Een hagedis dacht ontevreden:
Had ik maar wat extra tijd
Om aan al mijn werkzaamheden
En mijn hobby's te besteden
Was ik maar een geit
Een geit, die baalde als een stekker
Dacht: ik mag bepaald niet lang
Lekker bokken en me lekker
Overgeven aan gemekker
Was ik maar een ratelslang
Een ratelslang dacht: ik ga dutten
En blijf liggen waar ik lig
Ik zou best mijn tijd benuttten
Als ik meer had. Of verkutten
Was ik maar een big
Een big sprak tot een hele horde
Biggen: ‘Sterven is geen punt
Dat vind ik op zich in orde
Maar zo jeugdig?’ En hij knorde:
Was ik maar een weiderund
Een weiderund dacht: vol vertrouwen
Ben ik toch niet elke keer
Bij de vraag opnieuw herkauwen
Hoe het leven te beschouwen
Was ik maar een beer
Een beer dacht: om mij uit te sloven
Voor, naar boven afgerond
Dertig jaar, daar sta ik boven
Zo iets wil ik niet geloven
Was ik maar een herdershond
Een herdershond lag uit te hijgen
Hij dacht: voor zo'n zware kluif
Had je, denk ik bij mijn eigen
Veel meer tijd gehoopt te krijgen
Was ik maar een duif
Een duif dacht: als gezonde doffer
Heb ik het nog best oké
Maar een aap, nog stukken toffer
Duikt met alles in de koffer
Was ik maar een chimpansee
Een chimpansee dacht: hier en ginder!
Dit is niet de moeite waard
Mettertijd wordt alles minder
En de tijd gaat steeds gezwinder
Was ik maar een paard
Een paard dat telde met z'n hoeven
Dacht: ik kom tot veertig jaar
Kon ik dat maar overtroeven
Want ik vind het hier goed toeven
Was ik maar een tuimelaar
Een tuimelaar dacht: stervelingen
Zijn we zeker, allemaal
Maar die tijd die wij ontvingen
Is om uit je vel te springen
Was ik maar een aal
Een aal dacht: alle creaturen
Zullen raken opgebrand
Zelf moet ik het ook bezuren
Kon het maar wat langer duren
Was ik maar een olifant
Een olifant dacht: allemachtig
Waarom ligt mijn leeftijdsgrens
Niet wat dichter bij de tachtig
Dit vind ik zo kinderachtig
Was ik maar een mens
Een mens dacht: hou eens op met zingen
Zit hier nog een einde aan?
Wij zijn ook maar stervelingen
En de tijd begint te dringen
Was ik maar een knobbelzwaan
Een knobbelzwaan dacht: ach, het einde
Wat ik daaraan diep betreur
Is dat het in al het zijnde
Al mijn vreugde ondermijnde
Was ik maar een steur
Een steur dacht: dat we sterven moeten
Zonder inspraak, steekt enorm
Kon ik met wat weesgegroeten
Voor mijn aards verlangen boeten
Was ik maar een tubusworm
Een tubusworm dacht: draait het leven
Niet om het moment an sich?
Dat zou ik meer aandacht geven
Als ik maar bestond voor even
Was ik maar een eendagsvlieg
2012
In zijn voorwoord van Inkijkexemplaar (2001) schrijft Ivo de Wijs dat Kees Torn met de bundeling van zijn teksten niet wilde wachten tot hij genoeg materiaal zou hebben voor een dure, dikke bundel in de Pluche-reeks van Nijgh & Van Ditmar [1]. Ivo: De teksten van Torn zijn veel te goed om in een la te liggen. Die Pluche-bundel komt er vanzelf wel als Kees net zo dood is als Guus Vleugel of net zo oud als ik.
Een Pluche-deel is het, gelukkig maar, vanzelf niet geworden, maar de uitgave is die reeks indachtig. Wél Nijgh & Van Ditmar namelijk en wél samengesteld onder redactie van een vakman (in dit geval Jaap Bakker) en wél voorzien van toelichtingen door de auteur zelf. Na elf jaar stilzwijgen is namelijk, onder de titel Mooie boel, de definitieve selectie uit Torns teksten verschenen. 303 pagina’s; chronologische afdelingen met repertoire uit de negen programma’s, met de teksten voor anderen en met, net zoals in Inkijkexemplaar, een Toegift plezierdichten.
De komende week sta ik daar dagelijks bij stil met een liedtekst en met andersoortig werk. De keuze van vandaag komt uit het laatste programma, getiteld Loze kreten (2012-2012); onderstaand plezierdicht heeft de sonnetstructuur.
Mazzeltje
Op een beurs in Dedemsvaart
Vond ik een museumstuk
Weliswaar een Donald Duck
Maar een klein vermogen waard
Weldra bood tot mijn geluk
Iemand die die dingen spaart
Zakken goud, want uiteraard
Ging het om een eerste druk
Lukraak op de kop getikt!
Ik heb hem het blad verstrekt
Keurig voor hem ingepakt
Waarna ik het geld verkwikt
Want we hadden leuk gekwekt
In mijn koffer heb gekwakt [2]
2012
[1]
Er verschijnen uiteindelijk vijftien delen (elk met een cd met bijzondere opnamen) in drie reeksen: (a) de rode reeks (1999-2001) met verzameld-liedwerk van Drs. P, Raymond van het Groenewoud, Lennaert Nijgh, Guus Vleugel en Ivo de Wijs; (b) de blauwe reeks (2002-2004) met Eli Asser, Jacques Brel, Jules de Corte, Ramses Shaffy en Herman van Veen en (c) de paarse reeks (2005-2010) met Hans Dorrestijn, Annie M.G. Schmidt, Wim Sonneveld, Paul van Vliet en Bram Vermeulen.
Mijn bezwaar tegen deze serie is altijd geweest dat de redactie - Jacques Klöters, Vic van de Reijt en Kick van der Veer - altijd zoveel mogelijk teksten in een handzame bundel wilde proppen, waardoor regels en strofen rücksichtlos aan elkaar zijn geplakt. Dit zonder respect voor vormelijke aspecten, zoals het rijmschema, terwijl die er bij luisterpoëzie op schrift nu juist zo toe doen.
[2]
Prachtige verwijzing naar de eendendrieling Kwik, Kwek & Kwak uit de strip Donald Duck. Zij zijn de neefjes van Donald Duck, zonen van zijn zus Dumbella.