zondag 19 februari 2023
Op koele zomeravonden als de familie smakkend tot zich nam
groene haring, gevolgd door slierasperges in botersaus
biefstuk, salade, pommes frites, en toe
aardbeien, slagroom, mokka en vanille
dan deinden zij, de tantes, als pioenrozen, als zwaargassige
ballonnen op hun steel, op de golfslag van hun lacherigheid
in alle borsten koerde hoorbaar Eros
zo dronken ze wijn na wijn
tot elk hoofd paus Pius twaalf leek in het heilig jaar
zo bleek!
Tenslotte nam dan oom na oom, stomdronken, afscheid
en van elke tante wiegde het romig achterwerk weg
alleen de nacht bleef over, die hele oude Dame
die pauwblauwe waaier voor de eenzame glimlach
van het Heelal
God van de vlinders, dan sliep je
de ramen open, kostbare dromen ten prooi!
1976
Geen kwaad woord over criminoloog, jurist en auteur Manuel Kneepkens (1942), want ik ken hem niet goed genoeg. Heb de afgelopen zeven jaar ook nog niet de noodzaak gevoeld in deze rubriek aandacht aan zijn werk te schenken.
Maar aan bovenstaand gedicht – het is het titelgedicht van zijn debuut, uit 1976 – moest ik denken toen ik deze week (16 januari) in de Volkskrant onderstaande ingezonden brief van hem las. Geen grootse daad om via een open sollicitatie aandacht voor je eigen dichterschap te vragen, maar wel een ludieke manier iets meer naambekendheid te krijgen, zeker als je om opdrachten verlegen zit. Vandaar deze aandacht. En nou toch maar hopen dat de Volkskrant hem afwijst.
Ik zou graag een poëzierubriek willen in de Volkskrant. Sterker, ik vind dat elke krant die zou moeten hebben. En die rubriek zou ik geplaatst willen zien naast de kookrubriek. Want een gedicht is eigenlijk een soort van recept. Poëzie is innerlijke kookkunst.
Je kunt het ook andersom bezien. Kookkunst is poëzie, die reuk- en tastbaar is. Bovendien, kookrubrieken blijken dagelijks vol poëzie te staan.
Onlangs las ik een recept voor ‘Slimme Sla [*]’, Gelderse salade, hoofdgerecht voor vier personen, waarin de prachtzin, waard om tot een geëngageerd gedicht uitgewerkt te worden:
Vlees was luxe. De plofkip /
nog niet uitgevonden /
De varkensflat was nog ondenkbaar
Misschien kunnen poëzie- en kookrubriek zelfs samengevoegd, nu en dan, voor de plaatsing van een Eetgedicht.
240 gram witte bonen( gekookt en uitgelekt /
eventueel uit potje of blik ) /
4 tot 6 rode bieten gekookt /
en een halve distichon:
Het Heelal / is eetbaar
Bon appétit!
[*]
Kneepkens vreest de schaduw zo dat hij het niet eens kan opbrengen even te verwijzen naar ons beroemde Sla-gedicht: Jonge sla, van Rutger Kopland.
Alles kan ik verdragen,
het verdorren van bonen,
stervende bloemen, het hoekje
aardappelen kan ik met droge ogen
zien rooien, daar ben ik
werkelijk hard in.
Maar jonge sla in september,
net geplant, slap nog,
in vochtige bedjes, nee.
1970