woensdag 01 februari 2023
Sommigen houden van poëzie
Sommigen –
ofwel niet allen.
Zelfs niet de meerderheid van allen, maar de minderheid.
De school waar het moet en de dichters zelf
niet meegerekend,
zullen dit er ongeveer twee op de duizend zijn.
Houden van –
maar van kippensoep met vermicelli kun je ook houden,
en van complimentjes en de kleur blauw,
van een oud sjaaltje,
van je verzetten,
van de hond aaien.
Poëzie –
alleen, wat is poëzie eigenlijk.
Op deze vraag is al
menig weifelend antwoord gegeven.
Maar ik weet het niet en daaraan houd ik me vast
als aan een reddende leuning.
1993
Alles is verschoven sinds ik ben verloren noemt Lieke Marsman als voorbeeld van haar innerlijke monoloog: lievelingszinnen uit gedichten; ze cirkelen als flarden muziek door je dagelijkse bezigheden heen:
‘Ik ben je naam vergeten’, zegt de vrouw in de supermarkt die mijn gezicht herkent van de feestjes die we in een ver verleden allebei bezochten. En ik antwoord in mijn hoofd: mijn moeder is mijn naam vergeten. […] Ik vraag me soms af hoe het leven eruitziet van al die mensen die niet van poëzie houden. Uit welke woorden bestaat hun innerlijke monoloog? Klinken in het gebabbel bij hun alledaagse leven slechts gebruiksaanwijzingen en verpakkingslabels door? Is dat waarom het moderne leven vooral bestaat uit pogingen tot afleiding?
Ook regels uit dit gedicht van Wislawa Szymborska behoren tot Marsmans innerlijke monoloog:
Sommigen houden van poëzie / Sommigen – / ofwel niet allen.
Wordt vervolgd.