zaterdag 10 september 2022
Later zullen ze me vragen, weet je nog op welke dag
je voor het laatst, dat is vandaag, vandaag de laatste
zwaarte onder in mijn buik, de laatste kramp van
deze keer niets ingenesteld binnenin, het samentrekkende
protest tegen het uitgebleven kind, de donkerrode resten
van het nest door opgerolde watten opgezogen, alles
straks weer schoon en leeg, maar eerst vriendin en film
eten van internet en opgevouwen wiegend op de grond
de goede raad neerleggen van de man die zegt dat hij
gehoord heeft van een vrouw bij wie de pijn verdween
als ze zich overgaf maar zonder het erom te doen, en later
als ze me vragen of ik deze datum weet dan zal ik ze vertellen
welke dag, waarna zij zullen zeggen dat dit jouw beginpunt is
hoewel je er niet bent.
2022
Van 2012 tot 2016 heette dit logboek Weekboek. Omdat ik wekelijks schreef over wat me raakte, week maakte. De nieuwe poëziebundel van Gerda Blees (1985) heet Week vanuit diezelfde ambiguïteit. Gedurende haar hele zwangerschap – Week 1 t/m 41 en in Week 0 nog net daarvóór – schrijft zij wekelijks een gedicht over wat (de aanstaande moeder) week maakt en wat week is (het kind dat groeit in haar buik).
Week is prachtig. Het zijn gedichten (met aandacht voor rijm en metrum), maar dan in verhaalvorm opgetekend (steeds ‘in één adem’, want ze bestaan uit één zin, met veel komma’s tussen hoofdletter en punt) en die anekdotes groeien tezamen uit tot wat je een novelle kunt noemen. Nog explicitieter geduid kun je het een dagboek noemen, opgebouwd uit 42 briefjes aan haar ongeboren kind. De wekelijkse beschouwingen zijn persoonlijk. Zo volgen we de stadia van haar zwangerschap, maar ook alle emoties en gedachten die daarbij komen kijken voor haar en de blonde man met wie zij pas gaat samenwonen en trouwt tijdens de zwangerschap. Wat persoonlijk is, wordt natuurlijk ook intiem, door regels als: andere lusten zijn gebleven, dus als hij nu zo vriendelijk | zou willen zijn zijn hand, zijn mond, ja juist, zijn tong… En uit de actualiteit weten we wanneer deze zwangerschap zich voltrekt, want we bespreken | een heel dik boek dat we samen lezen dat heel veel goede recensies kreeg (Anjet Daanje natuurlijk), in de krant staat een kamp in brand in Griekenland, een man met een camera belt aan om me te prijzen | voor iets wat ik een tijd geleden deed (namelijk het schrijven van de roman Wij zijn licht, waarvoor zij in 2021 zowel de Boekhandelprijs als de EU-Literatuurprijs krijgt toegekend) en verkiezingen (de postbode bezorde een rood potlood | waarmee ik jouw toekomst kleur mocht geven | in een witte tent, degenen die wilden voorkomen | dat jouw speeltuin over tien jaar overstroomt | kregen maar een fractie van de ingekleurde vakjes).
5
Vijf deodoranten van een merk dat bijna nergens
meer te koop is, het is negen uur, de drogist is net open
en niemand hoeft een rood hoofd te krijgen als ze hier iets
gaat kopen, het meisje bij de kassa kijkt er ook niet van op
vijf deodoranten, een doosje pleisters en twee plastic staafjes
om op te plassen, thuis op de wc bel ik de blonde man met video
hij denkt het al te weten, zag de hele tijd al mensen die ooit iemands
baby zijn geweest, maar huilt mijn gezicht van ja, van nee, van schrik
ik zeg van ja en blij, we praten verder in kreten van één lettergreep
op internet ga ik jouw overlevingskansen na, in twaalf procent
van de gevallen gaat het mis, zeg ik tegen de blonde man
en je vader antwoordt dat het dan dus meestal goed gaat.
De poëtische zeggingskracht van Gerda Blees doet me somtijds denken aan die van Ed Leeflang. Een groter compliment kan ik niet maken.
Wordt vervolgd.
Lees ook: hier en hier en hier en hier.