donderdag 09 juni 2022
Omringd door menig universum
zoek ik mijn weg in de heuvels,
alweer minder dan gisteren, aan de bergen
gemeten. De zee is ver weg, het waait een weinig,
een dag als alle andere, behalve de engel
die naast me loopt. Vleugels die hij
niet uitslaat, voeten zoals de mijne, dat wel,
en een stem als een klok voor een onmogelijke
boodschap. Ik hoor zijn passen, alsof iemand
de tijd meet. Hij heeft me verteld dat ik dood ben,
ik heb dus geen tijd meer,
maar ik voel niets. Al het andere klopt nog,
ik hoor een beek, ik ruik de geur van de bomen.
De engel neuriet, wie wie hier begeleidt
is onduidelijk. We hebben al uren gelopen.
Als hij plotseling begint te praten vertelt hij
dat hij een schaker is.
Of hij wel eens vliegt, had ik willen vragen,
maar durf het niet. En over schaken weet ik weinig.
Euwe hoor ik, Bobby Fischer, Jan Hein Donner, hij
vertelt de partijen, schetst bewegingen in de lucht,
aanvallen, terugtrekken, paarden, pionnen, remises,
een slagveld van hout in de lucht.
Ik herinner me Donner, nu ook al lang dood,
nooit meer gezien. Waar blijft toch alles?
Af en toe doet de engel zijn vleugels een beetje open,
waarom weet ik niet. Lucht?
Donner was gereformeerd, geloofde vast niet in engelen.
De mijne zegt nu niets meer, zijn vleugels
gaan soms wat heen en weer, een zoevend geluid.
Ik denk aan een annunciatie van Tintoretto, waar de engel
als een raket bij Maria naar binnen vliegt, horizontaal,
ze werd er bang van, dat zag je.
Dan vraag ik het toch maar: hoe is dat, vliegen?
Pas later weet ik het antwoord als hij
bij een brug over een bergstroom plotseling
die machtige vleugels uitslaat, naar mij lacht,
en verdwijnt boven de afgrond.
Een tijdlang kijk ik hem na. Het geluid van die vleugels,
toen hij nog dichtbij was. Bomen, diepte, water,
alleen ben ik nu, met alles wat ik
nog had willen vragen. Hoe het met Donner is,
en met zijn vriend Mulisch, en hoe hij zelf heette,
en dat andere raadsel, of hij een man was, of
toch niet. Dood zijn is raar, zo alleen
in de heuvels. Elke pas is een tel,
maar een tel zonder klok is een nul,
en het wordt hier niet donker.
2022
… Nu ook al lang dood, nooit meer gezien? Waar blijft toch alles?
In zijn prachtige bundel Afscheid (2020) – lees hier – mijmerde de toen 87-jarige dichter al over het afscheid van het leven. In zijn nieuwe bundel, Vos, geeft de nu bijna 89-jarige hieraan, met bovenstaand gedicht als kern, een indrukwekkend vervolg.
In het genoemde schilderij De annunciatie, van de Italiaanse beeldend kunstenaar Tintoretto (1518-1594), jaagt een engel Maria schrik aan. De dichter is niet bang, maar juist nieuwsgierig. Geen doodsverlangen, maar ook allerminst doodsangst. En niet neerslachtig, maar berustend en zelfs met ironie:
Wie?
De ogen van Campert
de neus van Mulisch,
de stem van Wolkers
de kin van Claus
de bril van Hermans,
de haren van Herzberg,
de lach van Palmen,
het geluid van Komrij
de schouders van Deckwitz,
de koffer van Grunberg,
mijn hemel,
wie hebben we daar?