dinsdag 22 maart 2022
’t Was de tijd toen alleen nog de doden
Konden glimlachen, vredig, niet bang.
Als een nutteloos aanhangsel doolde
Leningrad van gevang naar gevang.
En daar gingen, ontzind door het lijden,
De veroordeelden al op transport,
En de stoomfluit weerklonk bij het scheiden
Als een afscheidslied, dringend en kort.
En de doodssterren boven ons zagen
’t Schuldloos Rusland, gekromd en verscheurd,
Onder zwarte gevangeniswagens,
Onder laarzen met bloed besmeurd.
1.
Je werd weggevoerd [1] toen het al licht werd,
Ik liep mee, ’t was als volgde ik jouw baar.
In een donker vertrek huilden kinderen,
In de iconenhoek drupte een kaars.
’t Kruisje tegen je lippen was koud en
Op je voorhoofd stond doodszweet… Onthou! –
Bij het Kremlin zal ik als de vrouwen
Der strelitsen [2] straks wenen om jou.
1935
Vervolg van gisteren.
[1] In oktober 1935 werden Achmatova’s vriend en haar zoon gearresteerd. Kort daarop kwamen ze weer vrij. In 1938 arresteerde men haar zoon opnieuw en hij werd ter dood veroordeeld. Zeventien maanden zat hij in de gevangenis in Leningrad, waarna verbanning naar Siberië volgde. Tijdens de oorlog mocht hij als vrijwilliger dienst nemen en hij was aanwezig bij de val van Berlijn. In 1949 volgde weer een arrestatie; pas in 1956 kwam hij weer vrij.
[2] De strelitsen: een door Ivan de Verschrikkelijke ingesteld militair elitekorps van zo’n 2.500 mannen. Omdat het korps zich tegen hem keerde, liet Peter de Grote het liquideren door de mannen te martelen en vervolgens op te hangen. Hun vrouwen togen naar het Kremlin om voor hun levens te pleiten.
Wordt vervolgd.