donderdag 30 december 2021
Het einde van de twistgesprekken
Het land is platgebrand en het werd koud. IJskoud.
Om precies te zijn eenentwintig graden onder nul.
Tijdens een persbijeenkomst hebben we alles opgebiecht.
We zitten dicht tegen elkaar aan en spelen gezelschapsspelletjes
op een terrein dat ’s nachts geopend blijft.
De lucht smaakt onderhand naar zout maar zingen
houdt ons warm: kom bij ons zitten, maak het je gemakkelijk,
tenslotte is er iets te vieren. Eerst doven we de lichten
en vervolgens blaast de wind met kracht in je gezicht.
We brachten flessen wijn en picknickmanden mee.
Met zo’n begin zou iedereen tevreden moeten zijn.
2002
Nog maar twee afleveringen te gaan in deze rubriek. Daarom ook nog even de loftrompet steken voor Janita Monna, die wekelijks gepassioneerd over een nieuwe poëziebundel schrijft in Tijdgeest, de zaterdagse bijlage van Trouw. Op 24 december – vanwege kerst is de krant van het weekeinde er al op vrijdag – schrijft zij over de verzamelde gedichten van Alfred Schaffer, winnaar van de P.C. Hooft-prijs 2021 (lees ook onder meer hier).
, zo heb ik u lief - ruim zevenhonderd pagina’s en negen bundels dik – ligt hier ook al even op tafel, maar het kwam er nog niet daaruit een keuze te maken. Graag volg ik Monna en wel vanwege de actualiteit die haar opviel in dit toch al veel oudere gedicht. Ik citeer:
Lezend in […] de verzamelde gedichten van […] Alfred Schaffer, stuitte ik onlangs op dit gedicht. Het was al donker buiten, want wintertijd, en ik probeerde me, gordijnen dicht, af te sluiten voor alle stellige voors en tegens, de rotsvaste overtuigingen, de meningen en meninkjes, die zelfs met de televisie uit, de krant bij het oud papier en de telefoon op stil, ergens onwrikbaar in de lucht leken te hangen.
En toen trof ik dus deze regels, waarin de maatschappij en de in diepe loopgraven verschanste kampen een scherp geslepen spiegel voorgehouden kregen. Dit leek wel Nederland in aanloop naar een nieuwe coronakerst. Land van ‘gezelligheid’ dat zich van persconferentie naar persconferentie sleepte, terwijl het zo verlangde naar ongedwongen samenzijn en spelletjesavonden. Land ook dat, bezig de ene crisis te doven, onvermijdelijk afstevende op een andere ramp, een met te hete zomers en ijzige winters: ‘Het land is platgebrand en het werd koud.’
Ik las het gedicht een keer of wat. In mijn hoofd werd het langzaam stil. Perspectieven verschoven. Alsof alleen al die de beloftevolle titel Het einde van de twistgesprekken zijn werk had gedaan. En toen pas bedacht ik: dit ging helemáál niet over Nederland anno 2021! Schaffer schreef het lang voor corona de wereld verdeelde. ‘Het einde van de twistgesprekken’ is afkomstig uit Dwaalgasten (2002), Schaffers tweede bundel. Maar al is het dan inmiddels een kleine twintig jaar oud, verouderd is het allerminst. Integendeel. Het vindt ook in deze tijd naadloos zijn weg.
Het bewijst de kracht van Schaffers poëzie. Zijn werk lees je, als alle goede poëzie, nooit uit.
Het kamt de ruis weg uit je hoofd, schept ruimte waar alles overwoekerd leek, het maakt wat troebel is helder. En Het einde van de twistgesprekken, luidt dat niet het begin van vrede in?