zondag 12 december 2021
Hun geld gooide je terug. Ze mochten het houden
in het slachthuis om hen recht in de ogen te kijken.
In een gracht, na drie schoten, je witte auto uit.
was het dat het water rimpelde, vlakbij je huis
in de schemer. Bloed dreef in het grauw,
breuklijnen in een weide met s chapen
en vreemd vertakkend groen. Je leek
je armen nog uit te strekken naar
de ooi die in nood was geweest.
Maanden later: een schedel in de weide, bleek.
Jij wist wat de mens doet met dieren,
de mens het grootste beest.
1997
De andere, tot deze maand ongepubliceerd gebleven bundel is De landsheer van de Lethe. Van het achterplat:
In 1990 fietste Paul Demets met zijn broer naar zee. In Diksmuide knepen ze de remmen dicht en bezochten ze een tentoonstelling van de Oostendse kunstenaar Léon Spilliaert (1881–1946). Voor het eerst zag Demets verschillende facetten van Spilliaerts werk. Hij werd vooral getroffen door de zelfportretten. Spilliaert probeerde er zijn angsten door te bezweren. Dat was wat Demets ook deed, maar dan in taal, toen de gezondheidssituatie van zijn oudste dochter bij haar geboorte in 1995 levensbedreigend bleek te zijn. Spilliaert bood hem een spiegel waarin hij zijn reflecties over zijn zelfonderzoek en over bepaalde maatschappelijke gebeurtenissen uit die periode optekende. Dat werd De landsheer van de Lethe. Het manuscript werd in 1997 bekroond met de Lode Baekelmansprijs van de Koninklijke Academie voor Taal- en Letterkunde (KANTL), maar werd niet gepubliceerd. Nu het 75 jaar geleden is dat Spilliaert overleed, ziet de bundel alsnog het licht.
Bovenstaand gedicht is zo’n reflectie over een maatschappelijke gebeurtenis. Uit de aantekeningen achterin:
Hun geld draag ik op aan Karel Van Noppen. Op 20 februari 1995 werd de veearts-keurder niet ver van zijn huis doodgeschoten. De moord gebeurde in opdracht van de hormonenmaffia.
En over onderstaand gedicht schrijft Demets:
In deze tijd gebeurt het helaas bijna maandelijks, maar ook in de jaren 1990 kwamen al mensen om op zee die een beter bestaan in Europa zochten. Op 28 maart 1997 verging een Albanees schip met vluchtelingen na een aanvaring met de Italiaanse kunstwacht. Tachtig mensen verdronken. De krant leest is voor hen.
De krant leest het donker in de dag
en geeft het als as aan vingers af.
De leeslamp aan. De zinnen beginnen
tegen het behang op te klimmen.
Er vielen mensen in zee.
Er ontstond niet eens deining. De golfslag
van hun ruggen, glimmend als vinnen.
De wraak van het water: het verlangen
ingescheept, het verlangen lek geslagen.
De golven: aanrollende zinnen vochtig
op de tong, op de lippen, altijd door vragen
verstoord. En niemand die iets hoort.