donderdag 21 oktober 2021
Voor Ward Zwart
welke dag is het vandaag, de hele dag al wist de datum zich
uit waar geworden vrees, een haas schiet uit de struiken, de schuwe roerdomp
duikt in het riet
we moeten ons behoeden voor de opmars van goudjakhalzen in het oosten van het land
we moeten melding maken van de olieblauwe vlek op het papier, eronder
liggen de lege straten
we wandelen vanop de rug gezien en daar volstaat het
om te schoppen tegen de peilloze somberte, een kopstoot
tegen het sip, je vertelt het verhaal van het stokstaartje
dat werd opgenomen in een groep vosmangoesten en stelt me gerust:
in geen van beide soorten heeft de leeuw interesse
en op dagen dat de leeuw bijt
is hij van zeefdrukinkt en houtskool, voor het afscheid
hadden we elkaar een glimp van wilde tapirs beloofd wetende
dat de kans klein is, dat tapirs
tegenover ons geen enkele verplichting bezitten, maar we hebben tijd
en theekoeken en tijdens het wachten
bedenken we een naam voor de onbekende boom die binnenkort
voor het eerst in duizend jaar zal bloeien
we noemen hem ‘de slaappalmveer’
terwijl ik het neerschrijf, ga jij alvast op zoek
2021
Met de Antwerpse illustrator Ward Zwart (1985) maakte de Vlaamse schrijver-performer Charlotte Van den Broeck (1991) vorig jaar de bundel Cosmos, Texcaco. In dit Gedichtendagessay, geschreven in opdracht van Literatuur Vlaanderen paren haar teksten met zijn potlood- en houtskooltekeningen.
Een jaar later draagt zij in haar nieuwe bundel, getiteld Aarduitwrijvingen, bovenstaand gedicht aan hem op. Ward Zwart overleed 26 oktober 2020, pas 35 jaar oud.
Charlotte Van den Broeck in een interview (door Dirk Leyman) in De Morgen (18 september jl.):
Over de recente dood van haar dichte vriend, de tekenaar Ward Zwart, die zichzelf het leven benam, spreekt ze met veel voorbehoud. In Aarduitwrijvingen staat een in memoriam voor hem. “Ik heb lang getwijfeld of ik het gedicht toch zou opnemen. Dit gedicht is me verzocht door Peter Verhelst, die het in Watou wilde aanbrengen, kort nadat Ward stierf. Je moet weten: ik heb Ward leren kennen in Watou, we hebben samen een muur gemaakt en geïllustreerd. Het leek me het enige zinvolle dat er kon gebeuren, dat een gedicht voor hem op die plek terugkeert.”
Wordt vervolgd.