zaterdag 19 juni 2021
Zo word je een kind
Zo word je een kind dat graag wordt gezien:
Hol naar het dichtstbijzijnde bos
En laat je adopteren door wolven
Ook al kun je ‘INSECT’ al spellen, en op de valreep ‘NEILPAARD’
Het is beter laat dan nooit, en je bent nog maar zeven.
Wolven zijn altijd happig om kinderen aan te nemen
Zolang de kinderen niet te veel noten op hun zang hebben
En bereid zijn de waarschuwingsfabels van hun ouders achter te laten
En hun twistzieke zussen, en hun aanstellerige namen, en hun brevetten
En de domme dashond, en de pedofiele tuinman, en het vlindernet, en de waterput.
Nu ben je een kind geworden dat een wolvenfamilie kan verzinnen
Het hoeft niet te stoppen in het bos, je moet je niet beperken tot wolven
Je kunt ook naar de zee en onder de hoede van de onstuimige Neptunus
Slierten kweken, zeepaardjes berijden en baarzen belazeren
Of naar de steppe om je te laten koesteren door korzelige kamelen.
Zo word je een kind dat graag wordt gezien:
Ga naar het hoenderhok, strooi granen in het rond
En laat de zorgeloze kippen je toekomst voorspellen
Ze komen uit hun hok en ze zijn gulzig
Dat kan maar 1 ding betekenen: het wordt een verrukkelijk leven.
2014
Ook een reeks: in Het Parool zoekt Erik Jan Harmens (1970) antwoord op de vraag of het mogelijk is om onverdoofd te leven. Harmens stopte acht jaar geleden met drinken en schreef daar onder meer de autobiografische roman Hallo muur over. Hij leeft niet langer in het donker, maar het licht is eigenlijk té licht en het verlangen naar bedwelming nooit helemaal weg.
Het gesprek met Delphine Lecompte (vandaag gepubliceerd) is het achtste openhartige interview met een (voormalige) veelgebruiker. Ik citeer het begin:
Na decennialang drankmisbruik en een bovenmatige inname van medicijnen, zwoer dichter Delphine Lecompte een jaar geleden de alcohol af. Twijfels daarover kwamen na zeven maanden droogstaan en blijven, zelfs nog op de dag vóór het interview.
Delphine Lecompte (1978) groeide uit tot een fenomeen dankzij haar grillige, avontuurlijke gedichten, haar provocerende opiniestukken en een opzienbarend optreden vorig jaar in de Vlaamse versie van De Slimste Mens. In het populaire televisieprogramma verkondigde ze dat ze niet langer ‘in de ban van de drankduivel’ verkeerde. Dat deed ze ook om zichzelf klem te zetten: wie zoiets verkondigt tegenover 1,4 miljoen kijkers kan er nog maar moeilijk onderuit. Zo ging het voor mij ook toen vijf jaar geleden mijn boek Hallo muur een succes werd: nooit zou ik nog anoniem een Duvel kunnen bestellen in een café, een foto van mij in benevelde toestand zou viraal gaan. Kortom: roem redt ons.
De dag voor onze ontmoeting mailt Lecompte dat ze al tijden niet meer dan drie uur per nacht slaapt en twijfelt of ze wel onverdoofd wil leven. Ze twijfelt ook of ze nu in staat is tot dit interview. “Ik heb gisteren van half 2 tot half 4 voor de koelkast gezeten en naar de pintjes gekeken,” zegt ze, als we elkaar dan toch spreken. “Ik heb de flesjes aangeraakt, opgetild en weer teruggezet. Op internet las ik dat als je het moeilijk hebt, je het drinken kunt uitstellen. Kunt denken: misschien ga ik morgen drinken, maar in ieder geval niet vandaag. Zo ben ik erdoor gekomen.” The day after voelt Lecompte zich sterker en is er weer de keuze voor een onverdoofd bestaan.
Op haar derde ging ze bij haar grootouders wonen in de Belgische badplaats De Panne. Na een echtscheiding waren haar ouders niet meer in staat om voor haar te zorgen. “Mijn vader en moeder hebben ieder een eigen verhaal over hoe het gelopen is,” zegt Lecompte. “Waar het op neerkomt is dat mijn moeder wegliep en mijn vader heeft geprobeerd voor me te zorgen. Hij was zelf hulpeloos en alcoholisch, dus dat ging niet. Mijn moeder heeft tot op de dag van vandaag schuldgevoelens over hoe het is gelopen, maar zelf denk ik dat verhuizen naar De Panne een slimme oplossing was. Ze heeft me tenminste niet in een mandje te vondeling gelegd.”
Op de lagere school verveelde ze zich. “Ik ging spijbelen, zwierf rond en liep op een dag binnen bij een Russische gravin. Zo noemde ik haar althans, het was in ieder geval een excentrieke dame met een achternaam die behoorlijk Russisch klonk.” Het rondzwerven was niet zonder gevaren. Wat er precies is gebeurd hoeft niet te worden uitgesproken. “Ik ontmoette een pedofiele tuinman met wie het een en ander is voorgevallen, dingen waarvoor je nog niet klaar bent op die leeftijd. Als ik er nu over schrijf in mijn boeken doe ik stoer, voer ik mezelf zelfs op als de kleine verleidster. Eerlijk gezegd is dat vooral een manier om wat macht terug te pakken.” [...]
Haar eerste biertje kreeg ze aangeboden op haar zevende, op het communiefeestje, samen met haar neefjes uit Leuven. “We werden aangemoedigd door de volwassenen, ik was heel trots dat ik mijn glas als eerste leeg had.” Het zou tot haar zestiende duren tot ze, inmiddels verhuisd naar Brugge, met een vriendin het Novotel tegenover de kunstacademie binnensloop om in leegstaande kamers de minibarretjes te plunderen. “Tijdens de les linosnijden dronken we een fles Minute Maid leeg, aangelengd met wodka. Door de alcohol viel mijn bedeesdheid weg – ik werd de gangmaker, populair zelfs. Lastig vond ik het, want ik voelde constant de druk om geestig te moeten zijn. Hoe de drank zou vallen wist ik toen al niet, ik kon ook huilerig worden of extreem zwaarmoedig. Later kwam daar agressie bij, ik heb regelmatig mensen geslagen.”
In Gent volgde Lecompte een opleiding tot vertaler Frans en Russisch. Het eerste jaar haalde ze, daarna werd ze rusteloos en ging ze rondzwerven, net als vroeger. Er was drank en er was seks en er was chaos. “Ik maakte ruzie met een ex-vriendje, die mij opsloot op zijn zolderkamer. Daar kreeg ik een paniekaanval, waarna ik langs de goot naar beneden klauterde en het op een drinken zette. Uiteindelijk zakte ik midden op straat in elkaar en belde iemand een ambulance. Ik werd wakker in een psychiatrisch ziekenhuis. Ik herinner me de spoedarts, vaderlijk en vriendelijk, en zuster Katharina, een engelachtige mollige vrouw met krullen. Alles werd mij uit handen genomen, dat voelde veilig.”
“Helaas was er een nachtverpleger die de verhalen over mijn seksueel misbruik had gehoord en daar blijkbaar opgewonden van was geraakt. We hadden seks in leegstaande kamers of in de isolatiecel. Na mijn ontslag heb ik dit aangekaart bij de hoofdpsychiater, die woedend werd. Op mij, welteverstaan – hij was een grote ijdeltuit en bang voor de goede naam van zijn instelling. Die nachtverpleger was intussen overgeplaatst, naar de afdeling jeugdpsychiatrie.”