maandag 29 maart 2021
zijn sax ligt dood in het koffertje van karton
hier blies hij zijn adem in, daar legde hij
verzilverde vingers op toetsen bloot koper
hij hoort nog het marsbevel, blaast weer
in de krijgskapel de mannen voor zich uit
naar de frontlinie, rechtdoor het maaiveld in
ziet de ondoden terugkomen, doffe ogen
die alleen nog achterom kijken
naar het gekerm en gehuil en daar bovenuit
‘vooruit, mars wie nog kan!’
hij blaast zijn kruisen en b-mollen, de moed
in de mannen, de lippen strak, de wangen bol
van valse eer en glorie, en scheve noten
die hen dwingen in de pas
in de barak wrijft hij de modder van zijn laarzen
de afkeer van het mondstuk van zijn sax
ver weg van hart en longen
houdt hij zijn eigen klanken stom
2020
Hedwig Du Jardin is 70 jaar en publiceert pas nu haar debuutbundel. Licht & traag & diep is de titel en het is echt een eersteling, want het geheel is niet evenwichtig. Waarschijnlijk zijn het gedichten die in de loop van vele jaren zijn geschreven en nu zijn samengebracht. Daarbij leunt de Vlaamse dichter te vaak te veel op grote voorbeelden en verliest zich te dikwijls in clichés. De flaptekst is trouwens één groot cliché:
Een uitnodiging om met twee voeten in de wereld te staan, om uit je schulp te komen en te ervaren dat ondanks alle tegenslagen het leven de moeite waard is. Een uitnodiging ook om bewust deel te zijn van de natuur en in de wereld te staan. Stap binnen in dit huis met alle kamers buiten en dans mee op de tonen van het leven.
Licht & traag & diep is de dans die Hedwig Du Jardin uitschrijft in beeldrijke, muzikaal aandoende verzen, die genuanceerd en gelaagd zijn. Ze schuwt de schaduwen niet, maar er is ook plaats voor hoop. Dat samenspel maakt van het geheel een intrigerend debuut, dat aanspoort om naar buiten te trekken en van het leven te genieten.
Als hiermee alles gezegd was, was ik niet aan deze aflevering begonnen. Als De Jardin het Licht (van toon) loslaat en Traag (in de tijd) en Diep (qua inhoud) durft te gaan, volgen er werkelijk prachtige gedichten. Dat is pas echt het geval in de slotafdeling, waarin zij onder meer schrijft over de Eerste- Wereldoorlog (bovenstaand gedicht) en de dood van ouders en grootouders. Het gedicht waarmee de bundel afsluit, gaat natuurlijk over de oma wier graf is geruimd.
puzzelen
mijn knoken dragen nog levend vlees, maar haar gebeente
werd gisteren geruimd uit het graf
concessie verlopen, bestemming onbekend
haar pelsjas overleeft al jaren
onder mijn bed in een motvrije zak
was ik de bulldozer vóór geweest
ik zou de zak als bodybag gebruiken
voor oma’s armen en benen
zou ribben, knekels en kootjes voorzichtig
schikken tussen het bont van haar jas
liefst puzzelde ik haar geduldig weer in elkaar
beetje bij beetje terug in de oma-vorm
legde haar fatsoenlijk te rusten in haar zondagse astrakan
met haken en ogen gesloten tot de kin
de kraag omhoog als kussen voor de schedel
ze zou zich verkneukelen in het zwart satijn van de voering
binnen de glanzende vacht die nog lekker ruikt
ik weet zeker dat oma hier graag zou slapen
in het onderste bed, onder de levenden